Hoe men Pek om op te dryven prepareert.
Wat gemak, en ongemak, wel of qualyk geprepareerde Pek, den dryver aanbrengt, is alle Ponfoen Regeerders kennelyk, en daarom is ’t nodig, die na het Saifoen des jaars, en ’t werk te reguleeren, in ’t generaal moet die des ’s winters week, en Zoomers hardt zyn. Men prepareert van ordinare Pek, de welke men fmelt, en daar dan in roert, roode Bolus, gezeefde As, of drukzant, om die hart te maaken, en Kaars-fmeer, Raap-Oly of Varkens Reufel, om de zelve alle Springachtigheidt te beneemen, tot uitzetten, of om iets glad op te planeeren, moet die altoos zaft zyn, maar tot opdryven harder, anders wil het werk zyne behoorlyke order niet houden, de nette vermenginge, moet de bevindinge leeren. Het gedenkt myn van dien tyd, als men ’t Zilverwerk op zyn Sinees dreef, om het te doen gelyken by de origeneelen, (die alle gekapt, of uytgehouwen zyn,)daar toe fmolt men Pek, roerde daar in zo veel roode Bolus als men daar in krygen koft, dan wat hars daar onder dat men die effen kort uitgieten, en voorts met verkens Reufel de fpringachtigheidt benoomen: op deze Pek bleven de gronden zo vlak ftaan, dat men die gemaklyk (op die manier) koft ponteljeeren, of Pikiteren en de Figuren ook heel fcharp maaken. Zulke Pek is ook goet, om iets op deur te kappen, alzo die wel ftaat, en niet en fpringt, dog zo het gevalt; dat de Pek door een heel nau gaatje moet in ’t werk werden gegooten, is ’t goed te gebruyken, I pond Pek en een vierde pond hars, dat met Zwarfel fteevig, en door Verkens Reufel buygzaam gemaakt is, deeze hebben de aloude Meefters gebruykt, om haar keurjeufe geflaagen werken op in te trecken , als zy ; door deszelfs nauwe halfen; genig ander werktuyg koften, gebruyken.