Neemt een once alluyns / dyen smelt in een ghelte waters / dan neemt een calfsvel ghestrect opten
raam / soe dat behoort / en̅ bestriket wel met alluyn water / dan moet ghÿt ooc terstont bestriken met
bresilie water en̅ dan laten drooghen / en dan nogh eens bestrikē met bresilie water / en̅ latet so
drooghen / en̅ dan ghelicket: en̅ die verwe oft water moet werm of laeu zyn. Mer men mach ten eerstē
nat makē in cout water / en̅ wringhet wed' uit / en̅ dan uitghestreken met eenen borde. (Dat voors.
bresilie water salmen also maken. Neēt drie gheltē reghenwaters / en̅ doet daer in vier oncen bresilie
hout ghepulverizeert / en̅ oock een half once weeasschen / en̅ een luttel sofferaens / en̅ siedent
soelanghe tot dattet een derdendeel versoden is. Dan sal men dat af cleynsen / en̅ doen den pot vol
regenwaters / en̅ laten die twee deelen v'sieden / dan cleynset dat ooc weder af. Dan doet dē pot
derde werf vol regenwaters / en̅ versiedt dat ooc dye twee deelen: dan is die cracht al uiten houte
ghesodē. Met dit leste water sal men eerst verwen / en̅ metten eersten water sal men lest verwen.