In Holland gaat men daarby, volgends het bericht van Jars (*), op deze wyze te werk.,Het lood, door de Hollanders daartoe gebezigd, komt in stukken of staven van 250 pond uit Stokton. Zy smelten het in gegoten yzeren pannen met den afval van het loodwit , en gieten het in plaatsen, die meer oppervlakte hebben, en dus door het azynzuur even sterk worden aangedaan. Zulk eene smeltpan is 18 duimen diep, en heeft eene doorsnede van 3 ½ voet; dezelve staat op een muurwerk, waaronder een stookfournuis en rooster is aangebragt, terwyl tegen over de opening daarvan eene schoorsteenpyp naar boven gaat. Dit fournuis wordt met steenkoolen gestookt. Heeft men het lood gesmolten over een vuur, dat niet heeter mag zyn, dan nodig is, om hetzelve vloeibaar te houden, dan wordt het gegoten in vormen van blik en geslagen yzer, die vlak en langwerpig vierkant zyn, omtrent 2 voeten lang, en 4 a 5 duimen breed, hebbende eenen opstaanden rand van ongeveer 2 liniën of 1/6 duim, en aan ieder einde met een houten steel voorzien. Men heeft 3 zulke vormen op een voetstuk van 3 voeten hoogte naast elkander geplaatst, en wel volmaakt loodrecht, ten einde alle ongelykheid in de dikte van het lood, door de minste afhelling veroorzaakt, te vermyden. Een der twee arbeiders, die tot deze eerste bewerking vereischt worden, schept het lood met een yzeren scheplepel, die groot genoeg moet zyn, om de drie vormen in ééns te vullen, uit de smeltpan, giet 1/3 gedeelte daaruit in de vorm, die het verst van hem af staat, en welke de eerste mag genoemd worden, gaande by van daar af snel voord met gieten van de linke hand naar de rechte, zoo dat de geheele vorm van binnen overdekt wordt met een dun plaatje lood, zoo veel mooglyk overal van eene gelyke dikte; even zoo gaat hy ook met de tweede en derde vorm te werk. Daarop neemen de twee werklieden ieder aan een steel de eerste vorm op, waarin het lood nu gestold en bekoeld is, keeren die om boven een beweegbaare tafel, en doen er de loodplaat uit. Even zoo handelen zy met de tweede en derde vorm, die zy op de eerste uitstorten: waarna zy deze drie loodplaaten op een andere tafel op elkander leggen. Verder gieten zy op nieuw, en gaan op dezelfde wyze te werk, als vooren. De arbeiders doopen de vormen nooit in het water om te bekoelen, wyl, zeggen zy, het lood slechts dan aanhangt, wanneer hetzelve te heet geworden is , en in dat geval maaken zy het vuur onder de smeltpan flaauwer.,,(*). In Metallurgischen Reisen IV Th, S. 067. u, f.