Deze dus toegestelde potten worden geplaatst in eene soort van loots, 15 voet breed, en 40 voet lang, afgedeeld in 4 gelyke vakken, die deels door de stylen, waarop 't gebouw rust, deels door stevige planken zyn gescheiden, terwyl aan de eene zyde der loots een muur is opgetrokken. Hierin worden de met azyn en lood gevulde potten op eene 4 voeten hooge laag van mist naast elkander geplaatst, doen tuschen dezelve in komt geen mist; men dekt de opening met dikke plaaten lood, en legt er overlangs planken overheen. Vervolgends komt er werderom eene zoodanige laag van mist op, en daar boven weder potten; zoo stapelt men laag op laag, tot vyfmaal toe. In elke rei gaan 750 potten, dus in het geheel vak 3750; het geen voor alle de 4 vakken 15000 potten uitmaakt. Om te verhoeden, dat de mist en de potten niet uit elkander zakken, worden de straks gemelde deelen of planken tuschen de stylen één voor een ingeschoven, tot dat de vakken allen vol zyn. In dezen toestand laat men alles gewoonlyk 4 à 5 weeken staan, hangende de juiste tydsbepaling af van de gesteldheid van mist en weder. Zelden werken de potten allen even sterk, verwandelende het lood in zommige volkomen in loodwit, en in andere niet; dit komt natuurlyk daarvandaan, wyl de mist op de ééne plaats meer broeit dan op de andere. Wat de dikke loodplaaten betreft die boven op de potten liggen, zy vormen eene hardere en dichtere loodkalk, die afzonderlyk verzameld, en waaruit het leywit of schilderswit (ceruse purifié) gemaakt wordt. Is de mist meer dan ééns gebruikt, en daardoor krachteloos geworden, dan neemt men versche; intusschen blyft dezelve altoos nog goed om den grond te mesten. Dan, de azyn, die in potten overblyft, heeft hare kracht verloren, en wordt weggedaan.