Het leywit of schilderswit verkoopt men , zoo als het uit de potten komt, aan de schilders, doch meerendeels wordt hetzelve in eene rosmolen, die te gelyk dient tot het pletten der loodplaaten, klein gemalen. Dit werktuig is deels in de benedenste, deels in de tweede verdieping geplaatst. In het midden van het benedenvertrek, welk 29 voeten in het vierkant wyd is, staat een loodlynige spil of boom, die tot den zolder reikt. Eenige voeten boven den grond zyn in deze paal vier sterke dwarsbomen, zoo lang als de ruimte van 't vertrek toelaat, rechthoekig ingewerkt. Door middel van vier latten en even zoo veele stutbalken zyn deze dwarsboomen zaamverbonden. Aan het einde derzelven worden paarden gespannen. Vlak aan den zolder is aan den rechtopstaanden boom een rad geplaatst, dat van onder en van boven tanden heeft, en dus te gelyk als een starrad en kamrad werkt. Als kamrad beweegt dit rad het pletwerk. De boventanden van hetzelve vatten in een dryfrad van 52 spillen, waardoor eene molen tot fynwryving van het loodwit in beweging wordt gebragt. De rechtopstaande styl of boom gaat door den zolder heen, en voert in de tweede verdieping een starrad van 52 tanden, welk aan 4 zyden zoo veele dryfraderen beweegt, 2 van 14, 1 van 12, en 1 van 10 spillen. Elk dryfrad beweegt door middel van een loodrechte yzeren spil eene wryfsteen, op een grondsteen rustende. Deze kleine wryfsteenen hebben eene doorsnede van 2 voeten, en zyn, gelyk de molensteenen, door het uitbikken met eene nerf voorzien. De onderste wordt even zoo, als in de gewoone molens, geplaatst; men hakt ze uit de hardste soorten van steen, die te bekomen zyn. Zy staan op vier byzondere hoogten naby elkander, en zyn door nerf onderling verbonden, zoodat het gemalen loodwit, door deze gooten, van molen tot molen afloopt. In Sprengels vierde [Sammlung] vindt men eene afbeelding van deze molens.