Gedurende myn verblyf te Amsteldam, in 1797, deelde myn castelein, de Heer Frans Trouchon, ( in den groenen Roemer, by de Haringpakkery,) my eenige berichten mede van eene Noord-hollandsche loodwitfabriek, die des te interessanter zyn, daar hy eenige jaren by de eigenaars in dienst geweest was, en daaröm de bereidingswyze van het loodwit naauwkeurig kende.,Het lood krygt men uit Engeland in blokken. Het wordt gesmolten, en alsdan door middel van een' lepel langs een' schuinstaande plank gegoten, waardoor de gansche voorraad allengs in louter dunne bladen veränderd wordt. De bladen worden hieröp samengerold, en in aarde potten met een weinig azyn gestoken. Men zet deze met deksels voorziene potten in een lang gebouw in versche paardenmest, die deels van 12 à 14 paarden, die op de fabriek gehouden worden, gewonnen, deels ook aangekocht wordt. Is nu de eerste laag gereed, dan bedekt men die met eene nieuwe laag mest, waarïn wederöm potten gezet worden, en op deze wyze laat men verscheiden afwisselende laagen van potten en mest op elkander volgen. Deze verscheiden laagen te samen genomen wil ik eene pottenverzameling noemen, welke eene maand moet staan blyven vóór zy gebezigd kan worden. Opdat nu echter de fabriek bestendig aan de gang kunne blyven, heeft men agt zodanige verzamelingen. De gebruikte en krachteloos geworden mest wordt van de mestboeren opgekocht en tot mesten gebruikt.,,(* ). Wy nemen dit stuk over zo als wy het vinden geplaatst in het Journ. für Fabr., manuf. handl. und Mode. Aug., 1801. XXI. B. 2 St. S. 119., zonder voor de juistheid van hetzelve te willen instaan, en verzoeken deskundigen, indien zy eenige aanmerkinghen deswegen hebben te maken, ons dezelven wel te willen mededeelen. Redact.,