Het lymen behoort alleenlyk te geschieden op drooge plaatsen, en wel ook op droog hout, anders valt de lym met de verw spoedig af, gelyk ik hier voor reeds gezegd heb. Het lymen wordt niet gedaan, om, zoo als eenigen zig verbeelden, de verw beter te doen vasthouden; integendeel zet de verw zig, door de intrekking van de oly, in de bovenste deelen van het hout beter vast, als hetzelve niet gelymd is. Ook doet de lym minder nut aan de behouding van het houtwerk, dan wel de verw; 't is waar, dat zy ook eenigermaate eene geheele uitwademing dier vochten, welken het hout ter instandblyving volstrekt noodig heeft, belet, maar niet zoo wèl als de verw; ook zet de lym hetzelve niet aan, gelyk de verw doet, die het hout door haar vet- of geil-heid voedt en versterkt; kortom, de lym doet het hout weinig nut met betrekking tot deszelfs behouding of sterkte; de verw integendeel veel, behalven dat deeze de werken bovendien nog tegen inwateringen behoedt: des niettegenstaande is het lymen op drooge plaatsen zeer nuttig; en wel tweezins: vooreerst om droog binnenwerk, als zolders, kasten, bedsteden, en meer ander houtwerk den eersten grond te geeven; het doet de vezeltjes vastzitten, en maakt, door middel van het kryt, een dikke, schraale, doch tevens harden grond, welke aldus overgegrond, of, droog zynde, met heele puimsteen wat afgeschuurd kan worden, welk schuuren de verw, om haare zachtheid, niet dan naa langen tyd kan veelen: de lym doet de verw staan, dat is, zy belet het intrekken van de oly, en veroorzaakt alzoo glans op de verw; nog wint zy eenmaal gronden uit, en bespaart alzoo eenige kosten. Ten anderen is zy van groot nut voor werk, dat gewaschen of glad gemaakt moet worden, met naame voor het eiken- of wagenschothout, om de nerf te vullen en gelyk te maaken.,