Iacob Claesz. tot den Const-rijcken Mr. Carel van Mander,
Sonnet.
Wat hoeftmen prijsen dy, die sick doch ghenoech prijst,
O Mander! door't betoogh van dijn prijslijcke wercken:
Nochtans dewyl prijs prijs toecomt in alle percken,
Soo moetmen prijsen dy, die sich prijs waerdt bewijst.
T'is dijn lustlijcke lust, daer door lust in ons rijst
Te prijsen dijnen lust, die lust in ons comt stercken,
Om dijnen lust met lust eens lustelijck t'Aenmercken:
En die te prijsen dan, t'spijt Momus die't begrijst.
Wie soud' niet prijsen doch dijn lust niet om volprijsen,
Dijn lust die ander prijst, ander gaet onderwijsen,
En als een Leyd-steer stiert tot kennis en verstandt.
Dijn hert, dijn sin, dijn mondt, dijn handen, en dijn ooghen
Const-saeyend' eysschen prijs; als ons dit Boeck can tooghen,
En oock wel is bekent in menigh Stadt en Landt.
Bemint en hoopt.
Wel aen mijn Luyte schoon, ghedooght doch goedertierigh,
Dat ick uw' snaren slae: en speel op u manierigh
Een Lof-sangh, soo't betaemt:
Voor Een, t'is noodigh: want soo wy dat niet en deden,
T'ghemoedt ons wroeghen sou, van groot onachtsaemheden,
En blijven heel beschaemt.
Aldergrootste t'allen tijden
Hoortmen Godes naem belijden:
Hy voedt, en troost al dat leeft:
Sijn cracht en verborgentheden
Volckeren leert, end' elck mede
VVonderlijck sijn Consten gheeft.
Musen jaghen droefheyts smerten
Door ghesangh uyt droeve herten:
Prijsen Godes goetheyt seer.
Pieriden gieten hare gaven
In elcx hert, en coment laven,
In Pegasums soete meer.
Yv'righ worden dan Poëten,
Maken condt (als goe Propheten)
Godes lof: dit sietmen wel
Aen dy, Mandre, vriendt vol eeren:
Hoe du pooght dijn pondt te meeren
Elcker een, door letter-spel.
Den tijdt di-er veel ontvaret,
En voor niemant tijdt en sparet:
Is dy costlijck ende duer:
VVant du grijpt met beyd' dijn handen
Die, en sluyt in vaste banden,
Sonder t'achten d'arbeydt suer:
Nacht en dagh t'gheduerigh schrijven
(Segh ick) nae dijn huys-bedrijven:
VVort de leerlingh hier bekent,
Die met ernst pooght te lesen
T'Schilder-boeck, wel weerdt ghepresen:
Dat g'hem schenckt tot een present.
Bartjens.
Godt is mijn heyl.