vierde Boeck des Landtwercks verhaelt, oock Orphei hertseer, zijn Dieren temminghe, beweghen der onbevoelijcker dinghen, Helle-vaert, en ongevallighe wedercomst, met nieuwe droefheyt, om het tweede verlies zijner meer als lijf gheliefde Huysvrouwe. Maro verhaelt, dat hy geern weder hadde gekeert, om besoecken, of hy der wreede Hel-geester borsten, met zijn oor-suyckerige clinckende ghereckte senuwkens, hadde connen herversachten. Maer wat soud' hy doen? Den grijsen onmedooghschen Veerman wouw hem met zijn rotte ghelapte Schuyt over de dry Helle-vloeden, Acheron, Styx, en Cocytus, niet weder voeren. Desen Helle-vlieten wachter, Charon geheeten, was* den soon van Erebus en van der Nacht. Desen Erebus was van Chaos volck, en niet een hayr beter geseyt, als een grouwlijcke, coude, doncker, diepe plaetse der verdoemde Sielen, oft der ghener, die op dese Weerelt veel quade stucken begaen hadden, en wierden daer wreedelijck ghestraft. Nu desen Helle-schipper, wort van Virgilio in het seste Boeck uytghestelt, oudt, grouwlijck, smodsigh, en vuyl, hebbende eenen dicken, bekrosen, gelockten baerdt, met grouwlijcke stadigh' open vlammend' oogen, en een swerte oude vodde hem op den schouderen gheknoopt hanghende. Sijn neeringhe was, alle de Sielen der ghestorvenen van der Weerelt, die hem Mercurius toebracht, over te schepen in de Helle. Hier toe leyden d'oude Heydenen hun dooden tot veer-ghelt in de* mondt een pennincxken, om den Schipper te betalen, om datse misschien niet wederom ghesonden souden worden: dit stuck gheldts by den Griecken hiet Danace, het was (meen ick) ontrent vijf duyten weerdt. Maer of hy te seer verleghen werdt, oft hem voor Pluto beclaeght hadde, het veer werdt eenen braspenningh, oft twee van de verhaelde penningen: En de Hooftlieden van Athenen, die meer waren als t'ghemeen volcxken, gaven dry penningen, om de heerlijcke sitplaets te hebben. Waer by het gheleeck, of de Helsche Borgerije oock metter giericheyt behangen was. Eenige weynige heeft hy levende overghevoert, desen Orpheum, Herculem, Theseum, Pyrithoum, en AEneam. Dan daer was een sorghlijck water, datmen niet en mocht drincken: want dit was van sulcke cracht, dat het alle voorleden dinghen dede vergeten, waer door datse den wederom-wegh, jae de Weerelt vergeten souden hebben. Dese onthoudens vyantsche Vliet hiet Lethes, dat is, verghetelheyt. Alle versieringen* overgeslagen, Orpheus van Thracien is een uytermaten uytnemende Man gheweest. Hy soude hebben gheleeft hondert Iaer voor den Troyschen krijgh, ten tijde van den vermaerden Hercules. Doch schrijven eenighe, dat Hercules in den Troyschen krijgh self was. Orpheus seghtmen te wesen den eersten Hemel-condigen der Griecken: soo dat Lucianus meent, dat de Griecken deshalven niet hebben gheleert van den Egyptenaers, noch Ethiopische: maer dat Orpheus, den soon Oagri, en van Calliope, hun daer eerst in heeft onderwesen: doch niet dan onder constighe deckselen, om dese edel Const niet soo ghemeen onder t'volck te brengen, dan verwonderlijck te maken. Hy was (soo Pausanias ghetuyght) d'eerste, die openinghe gaf, oft openbaerde de Godlijcke verborgentheden, en de ghemeen Godsdiensten te voorschijn bracht, en de wijse, hoe men den ghemoeden der Goden con versachten, en met wat Offerhanden men de snoode en quade wercken mocht reynighen. Hy heeft veel spitsighe en nutte vonden voortgebracht. Hy was een leer-jonger van Linus, en also wijs Man, als te dier tijd de Eeuwen vermochten, wel ervaren in de