datse van Peleus eens hier over betrapt is gheworden: waerom sy veronweerdicht, haer vertreck nam by den Zee-Goddinnen de Nereïdes, haer susters, en liet aldaer haren soon. Dit verhaelt ons Apollonius in't 4e. Boeck van den Vlies-helden. Ander seggen, dat Thetis was gewendt haer kinderen te werpen in eenen ketel met heet siedende water, om te besoecken, of sy oock onsterflijck waren gheboren. Daer zijn doch verscheyden meeningen van de Ouders van Achilles. Een schrijft, dat Peleus droegh zijnen soon ten huyse van Chiron, om t'goet gherucht dat hy hadde, van deughdigh en oprecht te leven, dat hy hem opvoeden soude. Desen dedet geern en seer willigh, doch niet met melck: maer met allen weyschen oft wilden cost, als Leeuws crauweye, margh van Herten, wilde Verckens, Beyren, en ander wildtbraet, soo Euphorion ghetuyght, die een ander hercomst zijns naems voorwendt: dat* is, dat de Myrmidones, een volck in Thessalien, dat hem naemaels volghde voor Troyen, Achilles noemde nae t'woordt Chilòs, dat is, voedtsel, oft voeder, om dat hy sonder melck en anders als ander kinderen was opghevoedt gheweest. Van zijn opvoedinghe by den vromen Chiron, ghetuyght hy self door Euripides, in het Truerspel van Iphigenia, seggende:
T'is somtijts goet, niet veel te weten:
En somtijts, sonder veel vergeten,
Goet, datmen veel dings wel bevroedt.
Ick was in mijn jeught opghevoedt
Tot Chiron, heyligh knecht der Goden,
Die my met suyver claer gheboden,
Slecht, onbedrieghlijck, heeft begaeft,
En met goe zeden t'hert ghelaeft.
Hy leerde by Chiron maet-spel en sangh, cruyden kennen, Artsnije, boogh-schieten, jaght, wapenhandelen, oprechte Wetten, en wijsheyt. Doe hy nu tot zijn neghen Iaer ouderdoms was ghecomen, en dat den voorseghschen Calchas seyde, Troyen niet moghen ghewonnen worden sonder Achilles, ist gheschiedt, alsoo Thetis de Moederlijcke gonst tot haren soon noch niet uytghetogen hadde, alsoo sy op eenen dagh op de Zee wandelde, ontdecktese en saghse de Vlote van Paris, brenghende de schoon Helena, waerom sy ghedenckende* de voorsegginghe, ginghse aen Neptunum versoecken, dat hy de Schepen wilde doen verdrencken, om alsoo te verhoeden d'oorsaeck des toecomenden krijghs, daer haren lieven soon sterven most: maer hy antwoorde, dat het hem belet was te doen, door t'Godtlijck beschick, welcks beloop hy niet was machtich te keeren, noch haer heylige Wetten te breken. Thetis doch, om al te doen dat sy mocht, tot behoudinghe haers soons, quam by Chiron, en ghelatende te willen haren Achilles voorts ten vollen vergoden, bnam hem van daer, en bracht hem nae Ethiopien, en soo averecht om in't Eylandt Scyros, een der Cycladen, tot den Coningh Lycomedes, (op dat de Krijghs-hoofden* van Griecken hem niet souden weten te vinden, als sy souden optrecken) met meeninghe, hem daer te doen slapen in wellusten, ghenuechten, en vreuchden. In dit Hof werdt hy voort ghevoedt, vercleedt zijnde in dochters cleederen, met s'Conings dochter Deidamia, met de welcke hy soo ghemeen vrientschap hadde, datse hem eenen Soon baerde, die om zijn schoon vyerigh hayr werdt gheheeten Pyrrhus. Even wel hadde Achilles geen behagen in dit wellustigh