ken,
en ten besten met zijn ghedichten te raden, ghelijck sy oock van vernuftighen gheest was. Maer AEgisthus comende, en vrijdende Clytemnestra, also desen vromen Poeet hem in den wegh was, schicktes hem, dry Iaer nae Agamemnons vertreck, in een woest Eylandt, daer hy hem liet van hongher sterven, en van den wilden Beesten verslinden. De seven volghende Iaren, die Agamemnon voor Troyen was, heeft zijn Vrouw Clytemnestra met desen AEgistho gheboeleert, en doe hy eyndlijck t'huys comen was, hebben sy hem omghebracht in deser voegen. Te weten, doe Agamemnon veel noodt en schipbraeck hadde gheleden, is eyndling t'huys ghecomen, daer zijn swaer reys en leven is worden geeyndight: want zijn vrouw Clytemnestra, en haren Boel AEgisthus, zijn natuerlijck Neef, hadden zijn doot listlijck te vooren besloten. En alhoewel het hem voorseyt was van Cassandra alsoo te gheschieden, dede niet als daer mede lacchen. Nu sullen wy een weynigh te rugghe loopen, eer wy comen tot dese verradighe moordt. Dese Cassandra, Priami dochter, in den bloeytijt haers jeughts, wesende van heel uytnemende schoonheyt, hadde van den Godt Apollo vyerigh bemint, versocht, en aengheboden gheweest, wat gave sy begheeren wilde, indien sy hem te wille wouw wesen. Sy vercoos te hebben den gheest der voorsegginghen, t'welck haer gheschiede: maer sy hiel hem doe haer beloft niet. Alsoo Apollo nu haer niet con benemen, t'ghene hy haer hadde ghegheven: soo schickte hy uyt spijt van deser bespottinghe, datmen haer voorseggingen niet gelooven, maer over al bespotten soude: gelijck het onder ander is gheschiet met dit voorsegghen over Agamemnon en haer* selven, hoe sy met der Acxse oft Bijl souden omghebracht worden: want Cassandra, na datse van Aiax, den soon van Oileus, in Minervae Kerck in Troyens verderf was gheweest vercracht, namse Agamemnon in den deel zijns roofs* mede voor zijn Boelschap. D'overspelige Clytemnestra hier van verwetight, en alsoo sulcke ontstelder zijn, en meer beslagh maken als yemant degelijcx, nam daer op een versierde oorsaeck, van so wreede daet aen te richten. AEgisthus nam oock een oorsaeck op Agamemnon, dat hy te vooren had ghedoodt zijn broeder Tantalus, den soon van Thiestes, om te crijghen Clytemnestra, die te vooren desen Tantalo door Tindarum was belooft gheweest: aldus wil haer de schult altijt met onschult cleeden en bedecken. Nu also Lycophron, Euripides, Sophcoles, en Philostrates verhalen, Agamemnon t'huys gecomen wesende, was van zijn Vrouw Clymnestra gheveynsdlijck ghewelcomt, en vriendlijck ontfanghen: daer werden Offerhanden ghedaen, en een heerlijcke* maeltijt bereydt. Hy is in't badt ghegaen, en daer uyt comende, gaf sy met een vroylijck gelaet hem aen te trecken een hemde, t'welck aen den hals, en t'eynden de mouwen, was toeghenaeyt. Sophocles, oft die Lycophron uytleght, seght, dat het was eenen Tabbaert, oft cleedt dat soo verstopt was, en dat sy't hem gaf aen te trecken, recht doe hy ter tafel soude sitten, en terwijlen dat hy dus belemmert stondt, en als een Visch in't net ghevanghen, hebben sy en AEgisthus hem omghebracht, slaende hem met een scherpe Bijle (daer men groote Boomen mede plach om te houwen) op t'hooft: sommighe seggen, een oudt weersijdich scherp coperen Bijl, datmen in d'Offerhanden hadde ghebruyckt. Clytemnestra met dit selve Bijl en eygender handt, bracht oock om de schoon Cassandra, de welcke den slagh met den handen vergeefs socht af te keeren, en stervende viel sy op haren Man Agamemnon, den welcken sy noch