beroerde Weerelt ghestilt, vervullende Aerdtrijck en Zee met den lieflijcken en spoedvruchtighen vrede: in welcken stillen en soeten tijdt, van t'voorschick des onversierden almachtighen Gods voorsien, den recht vreedsamen Coningh is den sterflijcken verschenen, en comen nooden tot een onverstoorlijck eeuwigh vreedsaem Coninghrijck, en heeft in een oft twee woorden begrepen zijn lichte en alder soetste Wetten, die in volcomenheyt, oprechticheyt, goetheyt, en uytnemende wijsheyt, overtreffen alle leeringhen, wijsheyt en Wetten der vernuftigher Poeten, Philosophen, en Wet-ghevers, die oyt ter Weerelt waren. Want in dit eenigh woort, Bemint, oft hebt lief, is meer wijsheyt, als in Mercurij pylers te vinden was, oft als d'Egyptsche Priesters, oft Griecksche Meesters, Solon, Licurgus, Pythagoras, Plato, Numa Pompilius, oft ander Gheleerde hebben connen bybrenghen, oft als in de Roomsche twaelf Wet-tafelen, Sibyllae Boecken, oft elder was begrepen, oft te bespeuren. Den alleen wijsen Godt maeck ons tot de eeuwighe Borgherschap in den Hemel bequaem, en weerdigh t'onderhouden zijn Wet der liefden, die van gantscher macht aen zijn almachtigheyt beginnen, en eynden, en met aen den even, het eyghen even ghewenschte in volcomen wesen te bewijsen, daedlijck blijcken moet, Amen.
Eyndt des vijfthienden, en lesten Boecks.
Een is noodigh.