Wat een goedt Goud, of Zilver-Smidt, behoorde te verftaan .
Deze beyde behoorden te zyn, eerft en voor al goede Teikenaers, alzo dit alleen is den bafus, of voet, van alle Meganica Konften, dit fondament mankeerende, zal nooit een volkoomen Goud of Zilver-Smidt konnen werden gebouwt, daarom is ’t ten hoogfte noodig, dat alle die eenige van gemelde Konften, willen leeren, haar alvoorens (na vermoeden) in de Teiken-konft oeffenen, want dat niet konnende, zal men noit konnen leeren, Dreiven, Graveeren, (het zy Signet, of Plaat) Etfen, Boetferen; en dat meer is, geen goede Teikeninge tot een eenig ftuk werks konnen ordineeren, veel min de daar toe vereifte Patroonen zelfs maaken, ja zelfs niet in ftaat zyn, om over een van deeze te konnen oordeelen, of ’t wel, of qualyk gemaakt is, en bygevolg ook niet, over een heel ftuk werks, daar dikwils, verfcheyden van deze Konften, aan werden vertoont.
Hier zal myn licht werden te gemoet gevoerdt, dat men in deeze, en ook wel in andere Landen, zo veel zoorten van Goudt en Zilver-Smeeden heeft, dat men zig maar tot een van dien willende begeeven, de Teiken-Konft juift zo noodig niet en is. Hier op antwoorde ik, dat de noit volprefèn Teiken-Konft, voor alle menfchen nut en dienftig is, en wel byzonder, voor die geene, welke geneegen zyn om eenig, deel van ’t Goud of Zilver-Smeeden te leeren, of zo den Leerling, ooit in gemaakt Goud, of Silverwerk, denkt te Negocieren, om reeden voornoemt,
De Jongeling dan Teikenen vergaande, leerdt gemaklyk, Dryven, Graveeren, Boetferen, Emaljeren, Etfen; zoo hy iets van deze Konften bemind, of nodig acht, en heeft ten minften van deeze alle eenig confept, fchoon hy die niet handadig verftaat, om zig, in het maaken van eenige ordinanfie, daar van te konnen bedienen , en zyn werk op te cieren, na order. Dus een ordinanfie machtigh zynde, vind men ordinaar wel Meefters dieze konnen volgen, zo kan men zyn eygen confepten, met die van andere brave Meefters des ouden, en nieuwen tydts, te zaamen voegen, en gedurig nieuw vatfoen van werken voortbrengen. Hier uyt ontftaan de moodes gemerkt, dat ’er niets nieuws onder de Zon is.
Voorts moet een Goud ofZilver-Smidt, en alle Negocienten, in die beminde Metaalen, nootzakelyk, des zelfs innerlyke gehaltens, of waarde wel kennen, dat niet zynde; veroorzaakt (voor Kooper, of verkooper) groote fchaade. Deze werd ontdekt, op verfcheide manieren, het gereedfte, en min koftbaarfte proberen gefchiet- van beide, by toets (maar van Zilver) ook by fteek, dog deeze beide manieren gaan na de gis, en kan altoos werden teegengefprooken; (waar van op zyn plaats, breeder zal werden gehandelt) daerom heeft de tyd, en Ervarentheidt, een zekerder (en tot nog toe onwederfprekelyke) weg, tot proberen geopent. Maar; hier moeten die fchoone lichaamen , door ’t vier (zo koud als heet) werden geloutert, en van alle andere metaalen, werden afgefcheiden , dat niets, (of ten minften zeer weinig) by haar blyft; Als dat geen het welk by ons de naam; van Goud, of Zilver draagt. Hier toe wert meerder tyd, moeiten en koften vereift, nevens veele daar toe behoorende Inftrumenten, welker befcheivinge op zyn plaats volgt. Dan diende ook verftaan, hoe men Zilver met Goudt dekt, het zy tot cieraadt, of dat men Zilver voor Goud (op ’t oog) wil doen deurgaan, (het welk in deeze Weerelt wel van Koper gefchiet) en wert voorts breeder geleert. Nog dient geweeten, hoe dit opgelegt masker, aftelichten, en ’t Goud en Zilver weer tot zig zelfs te brengen. En veele ander dingen; dog om kortheyds wil, zal ik dit afbreeken, en de verhandelinge, van een ieder beginnen.