Maniere om Zilver tuffen i. Kroefen te fineeren,
ALZO men in alle plaatfen geen Occafi heeft het Zilver- dat men moet verwerken en te flegt van Alooi zynde, met fyn te konnen remedieren, of zo ’t met Lood, Tin of iets diergelykx mogt gemengt zyn. by een Efajeur te konnen verkoopen, zo volgt hier beregt hoe men zig in zulken val kan behelpen.
Neemt het te flegt of ongefmeedig Zilver fmelt en giet het aan Garnalejen in Schoon waater, maakt die voors wel droogh, in een pan op ’t vier, weegt die. En zo in het Zilver niet anders als Kooper is, zo zet teegen jeder pen. of lu. Dat het te flegt is 1½ Engels Salpeeter, maar heel loodig zynde, zo neemt 2 à 3 perlood. Dan neemt een fmelt Kroes, die wel vaft en flark is, en zo groot dat Zilver en Salpeeter de zelve op een kleine vinger breet na vult, voorts neemt een andere Kroes, die het onderft boven gekeerd zynde wel vafl in de eerfte paft, maakt onder in dees zelfs boodem, een gaatie ter groote, als een witte-erut, of een weinigje grooter, of kleinder, na de veelheidt van de Salpeeter die by ’t Zilver is. Zet dan dien Kroes het onderfte booven op of in de Kroes daar ’t Zilver en Salpeeter in is, ftreikt of fmeert die te zaamen komft der Kroefen, met heftlym (die met out-winfteen waater aangemaakt is) wel vaft, en heel digt toe., (zo als ’t Printje fol. 3 met 6 vertoont) laat die zoetjes droogen op dat de heftleym te vafter houde, zo ’t een klein Kroesje is, zet het te vire voor de Blaas-Balk, laat het eerft zoeties gloeijent, op dat de Salpeeter niet te fchielyk aan ’t branden en geraakt, en door zyne kragt de boovenfte Kroes doet afvliegen, zo dat gefchiedt, is die Salpeter, en moeiten verlooren, en moet weer van nieuws werden begonnen, gloeijent zynde zo blaaft maar foetjes aan, op dat het vier ingeftaadig hitte blyve, en om dat die Kroefen van de Salpeeter veel leiden moeten konnen die ’t fel blaafen niet verdragen.
Dan zo zult gy uit het gaatje der boovenfte Kroes, een blauw vlammetje zien opgaan als dat van een Kaars, dat zo lang zal duuren, als de Salpeeter werkt, of noch eenige kragt heeft, dit vlammetje ophoudende zo houdt een gloeijent kooltje boven het gaatje, en zo dat niet als aangeblaafen werdt, is ’t werken in de zelve gedaan, laat dan de Kroes in ’t vier kout werden dat beft is, dog dit altyd niet konnende gefchieden, zo neemt die maar voort uit, en laat hem kout werden, flaat dan de onderfte ftuckent, gy zult de Kooning Zilver daar onder in vinden, bedekt met een boodem die na flek gelykt, in welke (van ’t Zilver afgeftaagen zynde,) zit al ’t Lood, Kooper, of Tin, dat by ’t Zilver is geweeft, dit bodemtje in een fchoone Kroes met Potas opgefmolten, en in een kiftelier uitgegooten, zo zal men daar in vinden, niet alleen het Kooper en Lood, dat de Salpeeter niet heeft konnen ontlyven, maar zelfs al ’t Zilver, dat meede in de Salpeeter, is blyven hangen, het welk men kan be waaren, tot dat men occafie heeft het op de teft aftedreiven, om alzoo het geroofde weer te bekoomen. En ik heb gedagten dat op deeze wys niet meer Zilver verlooren gaat als by ’t fineeren op de teft,
De Zilver Koning dat van de flek gezuivert zynde, fmelt over in een fchoone Kroes wel gefmolten zynde, zo werpt daar wat Wynfteen op, laat het daar braaf mede dryven, giet het aan een Kiftelier, (of dat beeter is, eerft eens aan garnaljen,) en weer overgefmolten, dan aan een Kiftelier, het zal van flegt ten minften, tot 11 Penningen of 15 lood zyn gebragt, en veel maals geheel fyn zyn.
Maar een ieder gelieve hier te Confidereren, dat het Pajement heel loodig zynde en niet meer als 4 à 6 Penningen of 4 à 8 loot per Mark is houdende, deeze fineeringe wel tot 2 à 3 malen moet gefchieden, om reeden dat men op eenreis, zoo veel Salpeeter als daar toe werdt, vereift, in geen Smelt-Kroes kan vertrouwen.
Daarom houde ik beter, zulken flegten en loodigen Pajement, op de teft af te dryven.
Maar voor-gezegt zynde, dat geftaadige hitte in dezen werd vereift, zo zyn windtovens tot deze fineringe het befte, en zo der meer als 2 à 3 Mark Pajement is, en wat loodig zynde kan ’t niet wel buiten dien gedaan werden, om dat de Kroefen voor de Balk, altoos aan de eene zyde heeter werden als aan de andere, (het welk in een windoven kan werden voorgekoomen,) 20 vreet het lood ligter door de zelve.
Ik heb veel maaien, by gebrek van teft op deeze wys 1o à 12 Mark loodig Pajement te gelyk gefineert, dog ook eenige malen herdoende, en tot verfterkinge, van de onderfte Kroes, zo befloeg ik die, met een beftendigen leem, om dat het lood die Kroefen zo fterk aangrypt, dat die ’t zonder beflag qualyk konnen uytftaan, te meer als ’t Merk maar 4 à 5 Penningen is houdende.
Maar zo ’t Zilver alleen in Cooper is, al houd het dan maar 4 Penningen zo kan een goede Kroes het wel uytftaan, al is die niet beflagen, dog Kooper eyft ryckelyk Salpeeter.
Wat Wintovens zyn hoe de Kroefen werden beflaagen en in de zelve werden gezet, wert hier na verhandelt.
Deze voorfchreve fyneeringe is zeer nut, voor ongefmeedig Zilver, of dat maar een Penning à 2 flegter is, als men ’t kan gebruiken, om dat men met weynig Salpeeter in een uur tyds, fmeedig en beter Zilver kan hebben, en de behoeftigheidt om fyn, en ’t gemartel, van ongefmeedig Zilver voorkomen.
Dog zo is ’t beft (zo ’t de tyd toelaat) zulken Fineer-Kroes 1 of 1 ½ uur ingeftaadige hitte te houden, om dat men oordeelt (of wel de Salpeeter niet meer fchynt te werken) dat door de langheidt van tyd, het Zilver zich beeter uit de flek redt, en de Zilver koning grooter werdt, het welk de ervaarentheidt myn ook meer als eenmaal heeft doen zien, het Prentje fol. 3. vertoont de figuur met 6.
[10]
Hoe veel loot men ordinaar by 't Zilver zet dat men op de teft, of Kapel, fineeren wil, en niet anders als met lood of Goud vermengt is
Zo men zulk Zilver oordeelt te houden 6 Penningen of 8 leu. dan neemt teegens I Mark Zilver 10 Mark lood, maar dat van 6 Penningen tot 9 Pennen of van 8 tot 12 leu. is acht Zwaaren lood genoeg, en van 9 tot 11 Penningen, of van 12 tot 15 leu is fes zwaarten genoeg; doch zo is ’t altoos beeter een zwaarte lood te veel als te weinig, om dat de ruymte van loodt hier noit quaat doet, midts dat de teft of Kapel groot genoeg werd genoomen.