Van Kapellen, wat dat zyn en hoe die te maaken.
De Leezer gelieve door de naam van Kapellen alhier te verftaan, een Inflrument waar op in ’t Vier een Proef van Zilver wert gemaakt, en die ook tot Goud-Proeven werden gebruykt, welkers ftoffe, en hoe die te maaken hier in ’t breede werd verhandelt.
Deze kapellen Werden heel verfcheiden, zo in groote als ftoffe van een ieder na zyn, zinlykheit gemaakt, en ook gefchickt na de te maakene Proeven, tot pajement dat 3 à 4. pen. hout of daar men denkt Tin in te zyn, neemt men die Wel I en een tweede duym in haar diameeter, en firka een tweede duym hoog, tot wat beter flof wel van 1 en een vierde en tot noch beter beeter 1 du., on tot Zilver omtrent de 10 à 11. pen. wel van 3 vierde diameeters en de hoogte na proporfie. Hare vorm is rond, zynde onder wat nauwer als boven, en van Boven wat langzaam uytgeholt , zo dat het geen daar toe een proef werd opgezet in ‘t fmelten daar kan op blyven ftaan. Zy werden in Vormen geflaagen, gelyk in ’t Printje fol. 3. by 7 te zien is.
De ftoffe werd ook verfcheiden genomen. De probeerders door geheel Duytsland, neemen tot Kapellen, zo wel voor Erts als Zilver proeven, Hout en Beenas te zaamen de Houd-As is gebrant van Wilgen.-Elzen, Berken, of eenige andere weeke Houten, en ook wel van den Wyngaart. Deze wert gezeeft door eenen fynen hayren Zeef, in een Tobbe met fchoon Water, waar in dat deurgezeefde eenige uren blyft ftaan, en dikwils moet werden omgeroert, voorts wert het driftige afgegooten in een andere tobbe, om te bezinken dat in de eerfte tobbe voort gezonken blyft, wert wech gedaan, maar in de tweede tobbe brazonken zynde dan wert het Water daar zoetjes af, en weer ander fchoon Water, op dat bezonkene gegooten, weer wel omgeroert en laten bezinken, welk op en afgieten van Water zo langh gefchiet, tot dat aan het afgegootene Water geen de minfte zout of fcherpheid kan werden geproeft, en geeft zant onder in de afgegootene tobbens wert gevonden, dan wert het Waater fchoon afgegooten, de bezonken afgewaffen As tot ballen gekneed,, in de zon te droegen geleid, en tot gebruyk bewaart.
Tot de Beenas neemen zy beenen van een Os, Koe, Schaap, of Kalf, en branden die zo langh in ’t vier, tot dat ze wit werden, (hoe witter hoe beeter.) Maar tot dit branden zyn het nutft, de beenen uyt de Hoofden, ribbens, en verder alle daar weinigh mergh in is , zo gebrant zynde, werden die fyn geftamt, of by groote quanttiteiten op een Sement-Molen gemaalen, voorts gezeeft, en dun op een Steen fyn gevreeven.
Dan neemt men die gedroogde Ballen Houd-As, ftamt of vryft die ook fyn, en zeeft die door eene fyne zeef, van deze as wert genoomen 2 deelen, en Benaas 1 deel deze beyden werden wel door malkander gemengt, en vogt gemaakt met zwaar Bier, of Waater daar Lym in gekookt is, ook wel daar wit van Eyeren ingeftaagen is, kneeden en arbeyden, dat zo door malkander, tot dat het met de hant bekwaamelyk tot ballen kan werden gedrukt. Dit nat maaken, kan ook met fchoon Waater gefchieden doch, dan houd men de Kapellen broffer te zyn.
Met deze zo geprepareerde ballen, wert de Kapels Vorm gevult, een daar toegemaakte Stempel opgezet, en met een houte hamer neer geflaagen, tot zo langh; dat de Kapel diep en hart genoegh is, (hoe vafter geflaagen hoe beeter die zyn.) Dan werd de Stempel met een doek fchoon afgeveegt en met een lepeltje klaar op die Kapel gebracht, die met een vinger, zo veel doenlyk is egaal gefchikt, zetten der dan de Stempel weer op, en flaan die klaar, ook wel vaft en glad, in die Kapel.
Hier moet men weeten, dat zo de klaar niet vaft en hard genoegh, op de Kapel aangeflaagen is, de proeven in ’t vier, onder der de zelve krüypen , en niet voor goet konnen werden gehouden, ook willen die dan, wel huppen of fpatten, het welk ook niet en deugt, om dat iets van de Proef verlooren gaat.
De Kapellen dus behandelt zynde, werden uyt de Vorm gedrukt, in de lucht te droogen gezet, en tot gebruyk bewaart, van deze wert as heel Duytsland veel gehouden en geacht, dat op die een goede Proef te maaken is.
Doch andere neemen in plaats van Hout - as, zulke as daar in-de Zeeperyen de Loog uytgetrokken is, en bereiden die als van de Houtas gezeght is, maar om dat deze as, zich lichter met het Lood vermengt, en vervolliglyk fmelt, Wert die by veele afgekeurt.
Veele doen in alle Affen die zy tot Kapellen willen gebruyken 1 tiende deel van de befte Potaard (die ook op verfchreven wys behandelt is) daar onder, dat geen quaat doet en de Kapellen vafter maakt.
Maar geconfidereert zynde, hoe veel aan een goede Kapel gelegen is , en de voor fchreven wel voor goet, (mits wel behandelt Zynde) konnen werden gehouden, zo zyn deze volgende de alderbefte, en op welke de proeven niet licht huppen of fpringen, al fchoon die van een oneervaaren Proevemaaker, beeter als ’t behoort wierden geftoökt.
Neemt hier toe niet anders, als Kalfs of , Schaape-Beenen, en wel byzonder die uyt de hoofdra, brant die zo langh tot datfe heel wit zyn, maakt die fyn en behandeltfe zoo als voorgezeidt is. En zo men zulken quantiteit van groote Visgraaten kolt bekomen, dat men die zo handelen en branden koft, zulke as wert noch voor de alderbefte gehouden, deze Kapellen hebben ’t in de natuer, dat zy kouder en lankfamer afgaan, en derhalven het alderwynigft Zilver na haar trecken, en de Proeven, laaten zich kout zynde daar heel fchoon afteeken, of fchoon die ook heel kooperich zyn geweeft, daar de zulke in ’t teegendeel, van de andere Kapel (by ’t affteeken) altvt van de klaar wat meede neemen, dat daar af wert gedaan als gezegt is.