Van Teften wat dat zyn en hoe die te maakfen
Een Teft is dat Inftrument, door welkers behulp in ’t vier, alle Lood, Tin en Kooper, van ’t Zilver kan werden afgetrokken, en dat heerlyk lighaam zuyver op zich zelfs wert gebracht, (ter zyden geftelt zynde, het wynigje dat het Zilver altoos behoud, het welk voor Kooper werd gehouden.) Tot Goud dienen dezelve, om dat over heerlyk Metaal, van alle andere Metaalen te fchyden, Zilver alleen uitgezondert. Welke twee Weereld-Goden (namentlyk Zilver en Goud) zo naau aan malkander zyn verbonden, dat die zonder malkander te verlaaten het heetfte vier uytftaan, en niet zyn te ontbinden, als door heet en kout vier te zamen, en dan nog zeer zelden geheel of nooit, waar van hier na breeder.
Nu dan tot een Teft, neemt een Yfere ringh, die aan de eene kant wat wyder als aan de andere is, op dat de ingeparfte as daar te vafter in kan zitten, en gefchikt na de groote van 't Zilver, of Pajement dat men daar op wil fineeren, tot een mark Zilvers maakt men de ring na giffing zo groot, dat die met as gevolt zynde 10. mark kan houden, de hoogte van die Teft-Ringen is ordinaar na deszelfs wyten gereguleert, zo dat een ring 8 du. in zyn Diameeter zynde dan 3 du. hoog genoegh is, en vervolliglyk, dog zo is ’t altyd beeter wat te hoog als te laag. Zulken ring dan hebbende, zo vold die met zulke as, als tot de kapellen is geleert, flaat die met een Houten-Haamer zo vaft in de zelve als doenlyk is, dat gedaan zynde, keert die om, fchrabt met een Yfer daar een vinger dikte as of wat meer uyt, dan vold die weer gehoopt vol, en flaat die opgevolde as, weer na vermoogen neer, voorts maakt die kant dat de naufte, en boodem des Tefl is, geheel vlak, keert die Teft dan weerom, en fchrabt van booven (dat is de wydfte zy des Teft,) een holligheyt die in ’t midden diep, en na de kanten fchuyn opgaat, en wel zo groot als u dunkt dat tot het Zilver, en lood dat daar opgefmolten ftaat te werden, van nooden is, dan rolt die holligheyt met een houten bol of kloot voorts zo glad en vaft als mogelyk is, dus behandelt zynde is de Teft gered, ten ware dat men daar klaar op wilde brengen, zo moeft die ook weer vaft werden gerold, dog tot fineeren in ’t groot is dat onnodig. Voorts moeten die Teften in de lucht droogen, wel droog zynde, zo legt men in ’t vernuys of Wind-Oven, een vlakke bodem als by de kapellen geleert is , ftroyt daar wat been of ander as op, en zet die Teft daar wel vaft en vlak op neer, men legt koolen in en om dezelve, laat die zoetjes wel door-gloejen, gloejent zynde, zo blaaft met een hant-blaas-balk, de Koolen en as daar uyt, voorts handelt met het opzetten van het pajement zo als voor gezeght is. En in plaats van een Moffel, kan men hier een blok gebruyken, om raffer voort te koomen, dog zo is een Moffel altoos het befte en ’t zyndelykfte om dat men onder dezelve, het Zilver in ’t vier beeter kan zien. De figuur eens Teft is de kapellen in allen deelen gelyk, ter zyden geftelt, dat een Teft grooter, en om die zwaarte die dezelve houden moet, met een Yfer band, of Hoepel te zaamen is gebonden, en wert in ’t Prentje fol. 4. met 25 aangeweefen.
Groote quantiteiten werden ook wel voor de blaasbalk gefineert dan maakt men een hol in de vloer van ’t vernuys, zo groot dat de Teft daar fraay in kan ftaan, en zo diep dat die daar in gezet zynde booven met de vloer gelyk komt, welke Teft in dat hol met zant heel vaft werd gepakt of geftamt, en wel zo gefchikt, dat de wind uyt de blaas-balk koomende, vlak over de zelve kan ftryken, en op deeze wys neemt men het loot raffer te konnen verblaafen, dat ik de bevindinge overlaat. Voorts is van gemakkelyke Fineer-Ovens tot groot, reeds voor gemelt.