Maniere hoe men Goud alljeert, en op zyn jufte voet brengt, van die plaatfen daar het verwerkt ftaat te werden.
De ervarentheid heeft geleerd, dat fyn Goud (vermids zyn weeke buygzaamheid) niet zo bequaam is tot alderhande werk, als dat Goud het welk met fyn Zilver, en Rood - Kooper gemengt, of gealjeerd is. Daarom zal ik daar hier nog iets van zeggen , en by ’t maaken der Goude Toets-Naalden is daar meer van gefprooken.
De Leezer zal gelieven te weeten, dat die aljeeringe op veele wyzen kan gefchieden, dog men moet ook weeten dat die niet anders als met fyn Zilver, en alderbeft rood-kooper, tot nut kan, of mag gefchieden, van deeze twee metaalen even veel genoomen, is by veele in ’t gebruyk, en fchynt zig alderbeft met de Goud kleur te konnen voegen, dog gefteld zynde dat alle fyne Gouden niet eeven hoog van koleur vallen, alfchoon die in zig zelfs even deugtzaam zyn, (zo als blyklyk is,) en met het Goud dat door ftarkwaater is gefineert, en ook met ftof en was gouden kan werden beweefen. Zo is ’t een Goud-Smit noodig te verftaan, dat men de hooger kleur krygt met wat meerder rood, en de bleeke door wat meerder wit te neemen, waar van by voorgemelde Toets-Naalden breeder is gefprooken, dog zal altoos bevonden werden, dat het fyne Goud eerder na het wit als ’t rood luyftert.
Dus zal ik hier maar alleen fteflen, dat zo het fyn Goud dat gealjeert moet werden, een goede kleur heeft, dan niet anders als wit en root evenwel behoeft te werden genoomen, dat is, als men dat tot op 22 Cr. wil brengen, dat dan moet werden genoomen I Cr. wit, en I Cr. rood, en zo vervolliglyk, tot ZO MIN als ’t begeert werd.
En om eenvoudig, en verftaanbaar van een goede aljeeringe verzeekert te zyn, zo kan men bygaande order volgen.
Ik ftel dan te hebben gemunt Goud, als Rofenobels, Dukaten, en meer andere die voor fyn paffeeren, en ordinair op 23 Cr. 9 à 10 of 11 gr. werden gereekent, en ik moet Goud verwerken van 21 gr. zo neemt men die maffa van dat fyne Goud zo groot als men die oordeelt noodig te hebben; het zy van 24 ons, of 24 eng. dat het zelve is.
Dan geflelt dit Goud houd 23 Cr. 11 gr. en ik moet maar 21 Cr. 6 gr. hebben, zo trekt men die 21 Cr. 6 gr. van de 23 Cr. 11 gr. en werd bevonden, dat 2 Cr. 5 gr. overblyft, deze overfchot werd van de fyne maffa afgenoomen, en zo veel rood en wit weer in deszelfs plaats gelegt, dan is die 24 ons of engels weder vol, en het zal gefmolten zynde, gewis 21 Cr. 6 gr. houden, waar op men geruft kan zyn, en zig in allen gevallen op deze manier behelpen.
Of het kan ook door middel van Geldrekeninge gefchieden, men fteld eens de ons fyn, die koft 46 gul. en het Goud van 21 Cr. 6 gr. maar 40 gul. 17. ft. 5 een tweede pen. zo is voor die ons fyn Goud meer betaalt, als tot dit werk noodig was, dan trekt men de 40 gul. 17 ft. 5 pen. op de halve pen. zullen wy hier niet reekenen af van de 46 gul. fo blyft perrefto 5 gul. 2 fts. 10 pen. voorts ziet men dan, hoe veel het engels Goud dat 21 Cr. 6 gr. is houdende aankomt, en men zal bevinden dat 2 gul. en firka 14 pen. te zyn, zo denkt men dan voor 2 gl. 14 pen. koop ik een eng. hoe veel zal men koopen voor 5 gl. 2 ft. 10 pen. en de uytkomfl zal zyn 2 eng. 16 en een derde aas firka, deze 2 eng. 16 en een derde aas by het ons fyn gelegt, dan is daar te zaamen 22 en een tweede eng. ruym. Zo kan men op dit werk een Proef maaken, ftellende 2 eng. geeft myn 2 gul. 14 pen. wat geeft myn dan 22 en een tweede eng. dan zal de uytkomft zyn 46 gul. en 6 pen. het welk iets meer is als 't fyn heeft gekoft, dat wel zyn mag, alzo het by gezette Zilver ook Geld waart is.
Met een van deze twee manieren, kan zig een Goudfmit volkoomen behelpen, alhoewel ter munt die reekeningen naauwer bepaalt zyn, zo komt het hier zo naau niet op aan.
En om dat het in ons Land een gewoonte is, de waarde des Gouds by Cr. en gr. te flellen, zo als men het Zilver by pen. en gr. doet, zo zal men in deeze bygaande Taafels fol. 6. konnen zien, hoe die teegens malkander, en teegens andere gewigten te vergelyken zyn.
Op deeze manier, zal de ervarentheyd leeren, dat men altoos gemakkelyk en goet zal afjeeren het zy by groote of kleyne partyen, en dat het evenveel is door wat gewigt dat gefchiet. Als men deszelft verdeelinge maar wel verftaat, want deze Tafels wyfen klaar aan, hoe dat Cr. en pu. gewigt uyt het troys konnen werden gemaakt. Maar niemant gelieve hier anders als Goud Cr. gewigt te verftaan. (Alzo een Diamant kraat) maar ftyf 4 afen troys is, welk Cr. verdeelt werd in 4 grynen, dan in 8ften 16den en 32ften, welke kleyne bedeelingen genoegzaam te kennen geeven, dat tot die negotie wynig marken trois werden vereyft. Dus meen ik den Lezer op ’t pad te hebben gefteft tot het bevatten des Goud arbyts.