Van het boetfeeren , en prepareeringe dier Waffen en Leemen.
Hier boven van Geboetfeerde Patroonen, iets gemeld zynde, zo werd hier deszelfs behandelinge ook ter neer gefteld, als zynde een konft, by alle konft Beminnaars geaght, en voor een Zilverfmidt nodigh, te verftaan.
Het gefchiedt meeft (gelieft hier tot het maaken van Modellen, te verftaan.) Van Was-pot, of Pyp aardt, welke drie foor-ten, het bequaamft, (midts wel geprepareerdt weefende) daar toe zyn. Daar van konnen werden gemaakt geheel, of half ronde Beeltwerken, Vis ton, Loof, en wat verder tot fieraadt werdt vereyft.
Belangende de Boetfeer-waffen, die werden zeer verfcheydentlyk geprepareerdt, het zy na het sayfoen des Jaars, of de zinnelykheydt des Meefters, Zommige maaken dat, van 1 po. geel Was, 4 on. Terpentyn, en 4 on. roode Bolus, (die wel fyn gemaalen is) fmelten dit te zaamen, gietent in fehoon waater, en kneeden het dan wel door malkanderen, zo werdt het voor goedt Was gehouden.
Andere neemen 3 po. Was, een tweede po. Meel, Meel, of Blom, 2 on. Kaars-fmeer, I po. roode Meny, en voor 3 ft. Terpentyn, behandelen dat als vooren. Men kan het Boetfeer-was kleuren, zo men begeert, als daar toe, wit Was, wert genoomen, en met zulke verf-ftoffen gemenght als men de kleur begeert.
Tot heele kleyne Boetfeerfeltjes, neemt men I pond wit Was, 2 loot Hars, 6 loot Meny, en 4 loot Verkens Reufel, ook onder malkanderen gefmolten.
Des Winters prepareert men de Waffen week, en des Semers hard, het eerfte gefchiedt, door wat meerder Verkens Reufel, of Lyn-oly, en ’t laatfte door meerder Verf-ftoffen, daar by te doen.
Men Boetfeert met inftrumenten, die Boetfeer-fticken werden genaamt, en gemaakt werden uyt de alderhardtfte, te bekomene Houten, ook van Yvoor, Paardsbeen, of Yfer. Haare lenghte is 5 du. tot kleen, en 7 à 8 du. tot groot Werck , ordinaar, (dogh alles ten keure van den gebruyker.) Die beyde deszelfs eynden na zyn voorgenomen Werk by vorm van Schopjes, of Spaadeltjes, prepareerdt laatende dezelve op de midden wat dieker, voor de vaftigheyd in de hand. Tot Was houde ik yvoor, of beenen, voor het beft. Dogh in Pot-aard kan men alle foorten gebruyken. Maar tot een compofitie van Steen kalck, Pleyfter, en ordinare Kalk onder malkander gekneedt, heeft men wel van Staal gevaarde van nooden.
Alle Boetfeerfels, juft niet op eenen dag omende werden afgemaakt, zo moet men ezelve (zo langh die onder Handen zyn) . [oeken] te bewaaren, voor ftof en vedroogen, om dat het Was door de lught hardt werdt, en van buyten als met een korft vertrocken, die zonder het, weer heel en [l] te verkneeden, niet wel te behandelen byzonder als dat eenige daagen in der lught geftaan heeft. Om dat voor te koomen , zo dekt men het met een voghtige doeck, en zet het in een donkere plaats. Als men daar dan weer aan wil werken, maakt men het met fterk te beafemeft weer tot zyn voorige buyghfaamheydt. Potaardt of andere voghtige ftoffen, moeten ook altoos, met natte doeken Werden gedeckt , om by zyn natuurlyke yoghtigheydt te houden. Eenigh werck van Pot- of Pyp-aardt geboetfeert zynde, kan men langhfaam in de lught laaten droogen, voorts in een Pot-ackers oven, laaten baeken tot fteen.