Van Kres fchoonmaaken, met de daar toe eyfte Inftrumenten
Het is een bekende zaak, dat geen Munt-Mr. nog Goud of Zilver-Smidt, kan werken zonder eenig Goud of Zilver te verliefen, hoe nauw acht de Mr. ook op zyn werk koomt te geven. Eerft zo bfyft by het fmelten altoos iets in de kroefen hangen, ook hebben die wel onzigtbare gaatjes, daar ’t Goud, of Zilver onder ’t fmelten intreckt, (het welk tuffen Mr, en Knegt wel difpuit heeft veroorzaakt,) voorts werd verlooren door het vylen, gemerkt geen vel, of laade, zo digt is, of daar valt ter eeniger tyd iets deur, en dan nog door de hedendaagfe mode, van’t flypen, met puym of andere fteenen. Om dat verlorene alles zo veel mogelyk is) weer te vinden, daar leid een Mr zeer veel aangeleegen , daarom zal ik den Leezer, het geen ik daar van ondervonden heb meede deelen.
Op de munten hebben veele voor gebruik de Laveur, of Kres, door fmelten fchoon te maaken, het welk gefchiedt, in een expreffe daar toegemaakce Oven, by de hoogduitfen Saiger oven, en in ons Neerlandt, Steekoven genaamt, de welke over al by de fmelthutten gebruikt werden. Zulke ovenden zyn vierkand, Toorens gewys, (wel dik van Steen) opgemetfelt, zyn booven open en hebben onder een vlacke Vloer, in welke een ronde Kom is, na groote van ’t werk, dat daar ingedaan moet werden, zo als de heele Oven ook gefchikt moet zyn, achter dezelve leid een Blaasbalk, welkers wind vlak over gemelde Kom kan heen ftryken.
De Laveur werd, (zo als die valt) met houdtskoolen Lood, en glette gemengt, wel door malkander geroert en zo; van boven, in dien Oven gefmeeten, vier voor de Blaasbalk gelegt, en altoos geftadig aan geblaafen, dan fmelt die geheele Laveur, zo wel zant als het daar in zynde Zilver, en Goud, welke Metaalen zig voor de Blaasbalk, in de Kom, als dan te zaamen vergaaren, en de gefmolten vuilnis daar boven op (welk men flek noemt,) die men van tyd tot tyd, met een Yfer uit den Oven haalt, (te weeten als men ziet, dat die ten eenenmaale van Metaalen ontbloot zyn,) de Kom van Metaalen vol geworden zynde, kan men met een Yfere Leepel, daar wat uytfcheppen. Andere maaken een gootje van die Kom, tot buyten de Oven in een andere Kom, door welk het Metaal (de Kom vol zynde) van zelfs komt uyt te loopen, het welk dan ten meeften deelen lood is, alzo het Goud en Zilver, zig zo lang (door zyn natuurlyke zwaarte) in de Kom houd als mogelyk is. Dus alle u voor handen zynde Kres, of Erts gefmolten zynde, laat den Oven kout werden, neemt het overige uyt de Kom, fmelt alles by malkander, en dan gefineert, zulken Oven heeft een mond: waar door de flecken konnen werden uytgehaalt, en ’t Metaal gefchept, voorts een dekfel om de mond tot dwang der hitte te konnen fluyten, zo als de Print fol. 2 tot meerder verftaanbaarheid vertoont, maar een Goud of Zilver-Smid zulke groote partyen niet hebbende konnen, dat op volgende manier doen. De Winkels behooren alle 8 of ten langften 14 daagen eens te werden aangeveegt, en fchoon opgeruymt, de vuylnis van de vloer voor de Blaas balk gelegt, en met wat Koolen door gebrand te werden, dat by zulken kleynen quantiteyt, gemaklyk kan gefchieden, voorts bewaart tot dat men de Laveur heel en al fchoon maakte Dit door branden gefchiet, om alle ruygte uyt dezelve , te krygen, op dat in ’t waffen, daar geen fnippers, of vuyling , aan kan blyyen hangen , en niet weg gefmeeten werden. Dit deurbranden gefchiet gemaklyk in een Wind-Oven (als die voor af heet van fmelten is, men legt wat gloejende koolen op de roofter, ftopt de Kres daar boven vaft op, dog zo dat door middel van een houd, een lugtgat , daar midden in blyve, waar door het Vier kan opgaan , en alzo van zelfs doorbranden, dus doorgebrand zynde, doet men die in een Tobben, dog niet meer als I à 2 Water-Emmers vol te gelyk, doet daar rykelyk waater op, roert het wel van de grond op, (met een fchop of houd,) op dat alle de daar in zynde dryf-ftoffen, zo van kooien als anderfints booven koomen, dan laat het een weynigje bezinken tot behoudend der vyling, die door het roeren meede driftig mogt zyn geworden. Schept dan het driftige met de handen, mandtje, of een fchop, (daar gaaten in zyn) af zyn daar veele Koolen, in, laat dat droogen, die konnen by ’t fmelten weer gedruykt werden, voorts giet dat waater zoetjes van de bezonken Kres af, is die nog niet fchoon genoeg, zo doet men daar nog eens waater op, en handelt als vooren, want niet fchoon afgewaffen zynde, zo heeft men in ’t vervolg heel vuyl waater. Dan bergt men die gewaffene Kres in enig ander vat, en vervolgt zo tot dat alle de voorhanden zynde Kres, dus afgewaflen is. .Vyders zeeft men die door een Kooperen Bekken (daar ronde gaatjes in zyn,) in een ander vat met fchoon waater, by vorm als door een zeef, zo als de Print fol. 2 met I vertoont. Alles wat in het Bekken [..]lyft, daar werden alle de onnutte Steenen, Yfer, en voorts alles dat geen Goud of Zilver is, uytgezogt, weg gefmeeten, en ’t [..]oede alles by malkander in een vaatje gedaan dat in een Yfere Vyfel, zo fyn werd geftamt, dat het al meede door ’t Bekken kan werden gezeeft, dit door gezeefde geftamte, werd by veele wel alleen gehouden, en wel byzonder de Smelt-Kroefen, om namaals tot fcheurzand te gebruyken. Dat nu in de zeef blyft, doet men in een houte, of fteenen Schootel met een weynigje fchoonwaater, zoekt met een Kooren tang alle brokjes en greynen Goud en Zilver daar uyt, als meede alle Lood, Koper; en Yfer, welk laatfte ordinaar door middel van een zeylfteen gefchiet. Dit werd het groove uytzoeken genaamt. Dan alles door gezeeft zynde zo is; in dat doorgezeefde zand nog alle de vyling, en klyne grynen, dit werd door affpoelen, of maaien weer gezogt. Dit affpoelen gefchiet, meeft en beft, op een van hout, expres daar toe gemaakte Schootel, by vorm van een Oefterbak, dog in de midden wat dieper, haare groote is cirka I of I en een tweede voet over haar Diameeter, of middellyn, zynde in ’t rond met eenige fteyle dog niet diepe kerfjes gedraait, welke dienen, tot behoudenis der vyling, en greyntjes, om dat die niet met het zand zullen weg fpoelen, booven op de zelve zyn twee handvatten, of oren, om by aan te vatten, zo als ’t zelfde plaatje met 12 vertoont. Deze Schootel legt men op ’t waater in een Tobbe, doet daar op een kleene fchop vol, van die doorgezeefde zand, hoe wyniger hoe het fchoonder fpoelt, dan wat waater daar opgedaan, in ’t midden van de Schootel wel omgeroert zo dun als men kan, zonder daar over heen te floeren, dus zinkt de daar in zynde fwaarte na de midden, voorts drukt men de Schootel effen onder waater, gedurig heen en weer fchuddende, op dat het zand door de beweeginge mag affpoele ten dien eynde ligt men die agter wat op , laatende het driftige men het waater zoetjes na voeren afloopen, zo ziet men het daar in zynde Goud, en Zilver, agter het zand leggen, en op dat iet te beeter agter mag blyven, zo floot men de Schootel fomtyts, agter eens tegens de Tobbe. Het zand fchoon afgefpoelt zynde, wert het gevondene in een Pot of Pan gefpoelt, en dus vervolgt: tot dat alle Kreszand afgefpoelt is. Dog dit fpoelen moet voorzigtig en met pasjenfie gefchieden.
Dus al de zwaarte by malkander gekreegen hebbende, dat op ’t vier gedroogt, gewoogen by ieder mr. 4 loot witte fyn geftamte Potas, en 2 loot Zout gezet, wel door malkander geroert, in een goede Smelt-Kroes gedaan, die met een Steen, of ander Kroes gedekt, (zo als by ’t fynfmeeren gezegt is.) In een Wind-Oven of voor de balk ten Viere gebrogt, zo vergaart het in korten tyd. Dan neemt men die Kroes uyt het Vier, laat die kout werden, flaat die ftickent, zo vind men de Koning daar onder in, en het zand of vuyligheid, dat daar nog by is geweeft, boven op de zelve, zynde zwart-glas gelyk, waar in (als dan) geen ’t minfte Metaal meer en is. Slaat die ftek van de Kooning, fmelt het Zilver over, giet het aan Garnaleijen, zo gebeurt het wel dat het fmeedig is, dog niet fmeedig zynde, moet men dat fineeren.
Het maalen gefchiet in expreffe daar toegemaakte moolens, zynde een foort van een vat of kuyp, booven wat wyder als onder, van fteevig hout gemaakt, zo als de Print fol. 4. de zelve in en uytwendig vertoont, de hoogte is omtrent de 3 voeten, ook zo wyt booven, en onder 2 en een tweede voet, men maakt onder in de zelve een houten boodem, en een duym daar booven een Yferen, in welks midden een Pen zit, een duym dik en 4 hoog, ook van Yfer. Heel digt op de onderfte bodem, of ook wel van onderen in de zelve, boort men een gat, ter wyte van 3 vierde duym, dat met een Kurk, of ander bos, wert toegeftopt. Dit gefchiet; om, of de Yfere bodem niet wel floot, en eenige quik quam door te lecken, die door dat gat weer kan werden uytgelaaten, zo als 13 aantoont. Omtrent 3 vierde voet boven de Yfere boodem, werd ook een rond gad gemaakt, ter wyte van I en een tweede duym, zo 14 aanwyft, waar in een bos werd geftooken die zo lang is, dat met de hand kan werden uytgetrokken, en weeder ingeftooken, zo 14 aanwyft. Vervolliglyk is het Vat heel en al met Yfere banden gebonden, ten weeder zyden booven aan ’t zelve, zit een Yferen Heng een groote duym dik, en 2 voet hoog, welkers booven enden ter lengte van 2 duym wat dunner, en met een gaatje door boort zyn, (tot infteekinge van een fplits-veer,).deze twee ftengen zyn regt over malkander geplaatft, een Yfer van I tweede duym dik, aan weer enden met een gaatje, zo wyt, dat de booven enden der opftaande ftangen daar door konnen, en zo lang dat het booven op beyde de ftangen kan werden gelegt, in welks midden een gat van een duym wyt moet zyn, en daar om (op die plaats) 2 duym breet werden gemaakt, wert daar booven opgelegt, zo als 15. toont. Dan is ’er een Yfer Kruys van 3 duym dik, en zo lang, dat deszelfs enden als dat op de Yferen boodem in de Moden leyd 1 tweede duym van de buyten kant af zyn, zo als 16 toont, in des zelfs midden moet een rond gad, (zo wyd dat die pen welke in die boodem zit daar fraay in kan fpeelen) werden gemaakt. En op de helft van een der vier enden des Kruys, zit een Yfere Pen I tweede duym dik, en vier duym lang, als 17 aanwyft, dit Kruys-Hout men ’t beft, zo geboogen te zyn, dat juyft alle deszelfs enden, niet heel vlak op den boodem fluyten, maar 2 der zelve een weynigje daar booven fpeelen, om dat die het fcherpts en maklykts Maalen, een Houten, of Yferen fteng, onder met een gat, zo wyt dat die Pen welke op ’t Kruys zit daar in kan fpeelen, en zo lang dat die van ’t Kruys tot booven door het gad, dat in ’t midden van dit dwars overleggent Yfer is, kan ryken, dat heet de draay Spil, en werd met 18 vertoont, voorts de Splids-Veeren in de daar toe gemaakte gaaten geftooken, zo is die Moolen bereydt.
Andere neemen Draayfpil midden op ’t Kruys met 2 pennen vaft , en maaken die dan een voet booven het vat geboogen, als de Zwengel eens boors, zo wyt uyt, dat de hand in ’t draajen de opftaande ftengen pas kan miffen, zo als 19 aanwyft.
Ook maakt men Moolens, zonder opftaande ftengen, dan is de Draayfpil regt en omtrent 4 duym langer als het vat der Moolen hoog is, welkers booven endt door een Yfer werd geftooken, dat dwars in, en dat onder deszelfs boord geplaatft is, op zulken wys als anders booven op de ftengen werden gelegt, op zulken Draayfpil (welk aan 't booven end wat plad moet zyn,) werd een Yferen zwengel of draayarm geftooken, met een houten handvat, op zulken wys als aan de heedendaagfe Koffyens werd gebruykt.
Deze Moolens werden ook wel met een en boodem alleen, gemaakt, wanneer een apart Kuypje, of Tobbetje ge-[..]ykt, om die in te zetten, tot conferva[..]er Quik, zulken zoort werd als nu hier and veel gebruykt.
Dus de Moolen gereed zynde, werd daar à 30 mr. Quik in gedaan (hoe meerder hoe beeter) als meede een goede fchop vol [..]szand, en daar ofgegooten firka I tweevoet waater, voorts het kruys in de Moolen I tweede uur zoetjes omgedraait, het zulk gefchied; om dat de fyne deeltjes Goud, Zilver, welke in dat zand verborgen zyn, tuffen het kruys en de Yfere boodem, [..]len fchoon fchuren, door de Quik werden gevat, en behouden. Het half uur, [..]lajende gepaffeert zynde, werd de Moolen omtrent vol waater gedaan, en wat [..]rker omgedraait. Dat gefchied om het [..]nd driftig te maaken, en met het waater [..]t kan loopen, men trekt de bovenfte [..]os uyt de Moolen, en laat al zoetjes draaiende, het waater door dat gad, in een ander Tobbe uytloopen, op dat het dan driftige zand, daar in kan bezinken, om nog eens gemaalen , of verkoft te kortnen werden. Het waater toe aan ’t gat uytgeloopen zynde, dan werd de Bos weer ingeftooken, en fchop vol zand in gedaan, en gedraait als vooren, das van half toe half uur vervolgende, tot dat de Quik in de Moolen begint dik te werden, (het welk men dan dreur noemt) en met de hand gemaklyk kan gevoelt werden, het waater dan ordinaar afgetapt zynde, werd de Moolen op de kant gezet, en het overige waater en zand al zoetjes roerende laaten uitloopen, dog zo voorzigtig; dat geen de mipfte dreur en volge, fchept met een houten leepel de dreur uyt de Moolen, parft die door een digte linnen doek, of Zeemleer, zo ftyf als mogelyk is, dat in de zelve blyft werd weg geleyd, en de deurgeparfte Quik weer in de Moolen gedaan. Het is heel goet dat zo veel Quik als uyt de Moolen werd genoomen, gedurig weer werd by gedaan.
Zo dan al de voorhanden zynde Kres gemaalen zynde, en het Goud of Zilver in de Quik gebrogt is, zo moet dat daar ook weer uyt gefcheyden werden (dat men overhaalen noemt.) Dit overhaalen kan gefchieden in een inftrument van fteen, met een dikke buyk en kromme hals (dat een rotots werd genaamt) en met 20 is beteykent, daar in doet men de uytgeparfte dreur, welke dan aan harde balletjes is, zo veel dat die niet wel tot aan den hals vol is, legt die voor in ’t vernuys op wat As vaft neer, zo dat de hals voor afhangt, waar onder een vaatje met waater ftaat, zo hoog, dat de hals des rotors I tweede duym in 't waater kan [..]yken, voorts legt van verren om de zelve geglommen kooien, op dat die langzaam warm werdt, en door de fchielyke hitten het en fpringt, brengt het vier telkens al nader, tot dat een blaauagtige damp op ’t voorgezette waater gezien werd, dit is het tyken dat de Quilt begint over te gaan, [..] men zal als dan Quikdroppen, in ’t waater zien needer vallen. Dan wert het er langzaamerhand naader gebrogt, tot lang; dat die wel gloeit en ’t Goud of Iver in de zelve fmelt, altoos wel agt levende, dat de hals des rotors onder 't waater blyft, om reeden; dat de Quik voor de hitte des viers als rook werd uytgedreeven, en booven waater zynde, alle rook zou vervliegen, welke rook booven de fchaade des Quiks; ten hoogfte fchaadelyk voor ’t menfchelyk lighaam is.
De rotort dus eenige tyd wd gegloeit hebbende, laat de koolen vergaan, en al kout werden, flaat die ftukkent, fmelt het ingebleevene, te zaamen, en probeert [..]t het houd.
Voorts giet het waater van de Quik, en droogt die met een fpons fchoon af, dan [..]eter weynig yan verlooren zyn. Maar [..]e als dan loomer zynde, (het welk men [..]ot noemt,) en blykt; als de ontallyke leynen, of klootjes, zig niet tot een lighaam willen voegen, dan doet op de zelve wat fchoon reegenwater, met zout, vryft die met een fchoone fpons, in een houten bak, wel door malkander, droogt het waater daar meede af, dus zal die haar voorige gaauheid weer bekoomen, en het Kreswasfen voor die reys gedaan zyn.
Op deze voorgemelde manieire kan gebruykt Sement, Teften, en Slyp, ook werden fchoon gemaakt. Dog ten aanzien van 't laaft genoemde, is ’t omtrent een generaal gebrnyk, door middel van kooken, het Zilver daar weer uit te trekken.
Dit kooken gefchiet in een Yferen Pot met regenwaater, daar een weynig ftark-waater en zout in is, in ’t welk de flyp werd gedaan, en zo te zaamen eenige uren op ’t vier zoetjes laaten kooken, roerende dat met een houten leepel zafjes (al draajende,) om, Na gedagten lang genoeg gekookt hebbende, neemt men die Pot van ’t vier laatfe kout werden, dan de Quik uyt genoomen, door zeemleer gevrongen , en voorts behandelt, als booven, van de dreur uyt de Moolens gekoomen, gezegt is.
Ook wert flyp gefmolten; waar van ik het volgende zelfs heb ondervonden, ik nam flyp, zo die van de draaybank, als uyt de flyptobben was gekoomen, maakte die droog, en liedfe door een taamelyke fyne hairen zeef paffeeren, op dat alle fteentjes, en andere vuylnis, (daar geen Zilver in te verwagten is,) uyt de zelve mogt werden gefcheyden, voorts nam ik n ppnt van die flyp, deede daar in i twèede >nt droogewitte, en fyn geftamte Potas, et een vierde pont fyn Zout, dit alles _-l door malkander geroert, in een ftarke neltkroés, (die booven met eën Steen of idere Kroes wel digt toegedekt wiert) idaan, en alzo, in een windoven gezet, aolt binnen z uren heel wel, die Kroes de zelve kout gewórden zynde, lloeg : die ftukkent; vond de Hek als zwart as, en de Zilver- Kooning daar onder in, op deze manier heb ik eens 6 loot ilver uyt een pont flyp gekreegen, en ik eb gedagten, dat men op deze manier, ok wel «enige Ertfen zou konnen fmelten, Ihoewel daar veele andere ingredynten, toe eerden gebruykt, waar Van ik op dit maal iets zal melden.
Nog zynder een zoort van Kres-Moolens, welke de voorgemelde in allen deelen gelyk zyn, uytgezondert de Yfere boodem , welke in deze hol, en Pots gewys zyn, waar toe het kruys ook zo geboogen is dat het daar in fluyt, zo als 21 aanwyft, deze werden by veele geprefereert, alhoewel het andere met vlakke boodems houden, het welk ik de bevindinge laat fcheyden.
Tot het overhaalen daar booven van gemelt is, werden nu veele Yferen Potten gebruykt, het zy gegootene of expreffe daar toe gefmeede ; op deze koomt een dekfel met een hals in 't midden , op de manier eens rotorts, zo als ’t Printje fol. 4. met 23 verbeeld, welk dekzel op die Pot (als de druer daar in is) met ftarkce Yfer-draat, wef vaft wert gebonden , teegens het afvliegen, en de voeg wel digt met heft-lym toegeftreeken; teegens het verrooken der Quik, voorts werd daar meede gehandelt als van de fteenen rotorten gezegt is. Dog deze zyn in allen deelen gerufter te behandelen, alzo die zelden breeken, en ook kan men deszelfs hals zo lang maaken als men begeert.
De ervarentheyd geleert hebbende dat Yfere Kroefen (afgebefigt zynde,) nog Zilver by haar hebben, zo moet men die ftuckent flaan, in een fteenen Kroes ten viere brengen, en wel laaten gloejen: dan zwaavel daar by zetten, zo fmelt het Yfer voort, wef dun gefmolten zynde, zet wat drooge Potas daar by, zo zal het gefmolten Yfer, en Zwavel, het daar in zynde Zilver los laaten, en op den boodem needer zinken, laat de Kroes voorts kout werden, flaat die ftuckent, zo vind gy een donkere bruyne flek; daar ’t Zilver onder aan zit. Andere leggen die Kroefen in Starkwaater, Azyn, of Zoudwaater, op dat die verteeren, of door roeft werden opgevreeten, dan fpoelen zy het driftige af, droogen het gezonkene, en vergaaren dat met Potas, ook laat men ’t waater wel verwaafemen, en vergaart de heele maffa. Yfer verroeft gauft als ’t fomtyds eens vogt gemaakt werd, dog het vereyft veel tyd, daarom prefereer ik het fmelten.