PRODUCTEN VAN DROOGE DESTILLATIE VAN PAPAVER-OLIE EN NOTEN-OLIE.
Papaver-olie versch bereid geeft, in eene retort boven eene gasvlam verhit, zonder een spoor van koken, en bij volkomen ongekleurd blijven der olie, jb ongeveer van de hoeveelheid olie van eene kleurlooze, consistente, olieachtige stoffe, die bij bekoeling deels vast wordt, die zwak zuur reageert, maar aan kokend water geen spoor acidum sebacicum afgeeft. Dat water reageert niet in het minste zuur en geen spoor van acroleïne-reuk wordt er door dat eerste destillaat verspreid.
Wordt, nadat er bij die warmte niet meer afdestilleert,
een andere ontvanger aangelegd en nu meer warmte aangevoerd, zoo geraakt papaver-olie aan het koken, geeft veel acroleïne en een olieachtig destillaat, dat aan water een sterk zuur reagerend vocht afgeeft, waarin acidum sebacicu men (daar de lucht niet afgesloten was, uit acroleïne ontstaan) acrylzuur voorhanden zijn.
Wordt de destillatie geëindigd, zoo de helft der papaver-olie overig is, zoo is de inhoud der retort na bekoeling taai en dik, weinig gekleurd, en het object heeft vele hoedanigheden van het anhydride van lijn-oliezuur, maar het is bij warmte gemakkelijker smeltbaar.
Noten-olie, verhit in *eene retort, geeft acroleïne en bij bekoeling deels vast wordende vetten, die, met water uitgekookt , aan het water veel acrylzuur afgeven, gemengd met acidum sebacicum. Na verdamping van dit water op een waterbad tot droogwordens, en behaudeling van het overblijvende met warm water, kristalliseert hier, als bij papaver-olie, het sebacylzuur bij bekoeling uit. Wat in de retort, nadat de helft der olie is overgedestilleerd, terugblijft, is zeer dik vloeibaar, en na verdere verhitting wordt ook hier het anhydride van lijn-oliezuur verkregen. Van dit laatste wordt echter weder minder bekomen dan van lijn-olie.
Deze producten heb ik niet verder bestudeerd. Het was mij voldoende, om te zoeken, of de destillatie de hoofdstoffen gaf, namelijk het genoemde anhydride, en bovendien, of er acidum sebacicum uit te voorschijn trad, en voorts, of in het algemeen analogie gezien werd met hetgeen lijnolie geeft.
In verband met al het vorige en volgende, besluit ik dan ook, dat er in de drie soorten van droogende olieën geen wezenlijk, maar sleehts een accidenteel verschil is in hoeveelheid der zamengemengde stoffen, behalve dat er in papaver-olie myristinezuur en laurinezuur voorkomen.
De grootere hoeveelheid der glyceriden van deze vetzuren in papaver-olie en noten-olie, is oorzaak, dat bij drooge destillatie de inhoud der retort veel langer week blijft dan bij lijn-olie.