INWERKING DER LUCHT OP PAPAVER-OLIE EN NOTEN-OLIE IN DIFFUUS LICHT.
In het onderzoek naar de inwerking der lucht op deze twee olieën, ben ik weder veel korter geweest; de daarbij vlugtig wordende producten heb ik niet onderzocht; van de uit deze olieën bij verzeeping vrij wordende vette zuren is bl. 89 gesproken, alsmede van de hoeveelheid dier zuren. Vóórts wordt er linoxyne bij hare oxydatie aan de lucht gevormd, zooals mede bl. 120 is vermeld.
Ik heb mij bij eenige weinige proeven met deze twee olieën bepaald, om het toenemen in gewigt bij het droogen te kunnen sluiten aan hare zamenstelling, in verband met lijn-olie.
In een vertrek, waarin 8 uren daags een kagchel werd gestookt en de overige 16 uren van het etmaal niet, werden papaver-olie en noten-olie op blikken platen van 220 □ centimeter oppervlakte uitgebreid, aan diffuus licht blootgesteld. De gewigts-veranderingen waren de volgende:
[marginalia 1]
Papaver-olie Noten-olie niet de oudste, versch bereid. bl. 35 vermeld.
21 November 3,311 3,566
22 0,003 + 0,000
23 99 0,002 0,013 +
24 99 0,001 — 0,022
25 9) 0,002 + 0,021
26 99 0,002 -4" 0,028
28 99 0,008 0,043
29 0,009 0,033
30 99 0,011 0,024
1 December 0,011 0,030
2 99 0,017 0,031
3 99 0,020 0,021
5 0,028 0,019
6 99 0,018 0,016
7 99 0,031 0,013
8 yy 0,014 0,002 —
10 99 0,061 0,009 +
12 99 0,050 0,008 +
13 99 0,024 0,003 —
14 99 0,025 0,006 —
15 99 0,023 0,003 +
19 99 0,033 0,000
20 99 0,008 0,000
21 99 0,005 0,003 +
22 99 0,002 — 0,007 —
23 99 0,002 — 0,002 —
24 99 0,004 -1- 0,005 —
+ 0,409 + 0,337
— 0,005 — 0,025
+ 0,404 + 0,312
+ 12,2 p. c. + 8,7 p. c.
bil 80° in 10 uren — 0,502 — 0,373
dus bij 80° — 15,2 p. c. —10,5 p. c.
alzoo in het geheel — 3,0 „ — 1,8 „
Papaver-olie neemt bijna evenveel in gewigt toe als lijnolie, in diffuus licht in de gewone temp., maar verliest bij 80° verwarmd veel meer, zelfs zoodat er een minus van 3 p. c. ontstaat; noten-olie geeft eene geringere aanwinst in gewigt, en bij 80° verwarmd evenzoo een minus.
Uit deze uitkomsten blijkt hetgeen (bl. 92—93) is opgemerkt : noten-olie neemt minder zuurstof op en vormt veel minder linoxyne dan lijn-olie, omdat in noten-olie minder linoleïne voorkomt. Zij droogt in ongekookten staat veel sneller dan papaver-olie, maar deze noten-olie was ook oud (bl. 35). Geheel versche noten-olie heb ik niet onderzocht op het droogend vermogen.
De beide gedroogde olieën waren zuiver kleurlooze lagen en glanzend, niet kleverig. Na droogen bij 80° waren zij niet als die der lijn-olie, roodachtig geworden, maar licht geel, niet meer.
Indien wij rekenen in papaver-olie f linoleïne en \ my-ristine en laurine, en aannemen, dat bij de oxydatie dier olie aan de lucht al de Cö Hs O3 geoxydeerd en vervlug-tigd wordt, lijden 100 d. olie een verlies van 8,2 en, door de oxydatie van C32H27O8 tot C82H27O11, eene winst van 19,7.
Alzoo 19,7—8,2 = 11,5.
11,5 verschilt van 12,2, zooals de proef gaf, niet; want onder die 12,2 is ± 1,2 p. c. gecondenseerde waterdamp, zoodat de proef gegeven heeft 12,2—1,2 = 11,0 en alzoo bijna geheele overeenkomst met hetgeen de berekening geeft.
Na droogen bij 80° lijdt de gedroogde papaver-olie in 10 uren tijds een aanzienlijk verlies in gewigt. Het zijn het laurinezuur en het myristinezuur, die daarbij verdampen , zooals ik bl. 38 heb aangetoond. Zou de verwarming bij 80° langer zijn voortgezet, zoo zouden deze zuren geheel vervlugtigd zijn geworden.
Indien | myristine en laurine op | linoleïne in notenolie gerekend wordt, en al de C6H5O3 van deze bij de
oxydatie der olie aan de lucht wordt geoxydeerd en ver-vlugtigd, is dit op 100 d. noten-olie 8,2 d. Zoo nu van de | linoleïne C32H27O3 wordt veranderd in C32H27O11, is er eene aanwinst in gewigt van 17,5. Alzoo 17,5— 8,2 = 9,3.
Zooveel zou noten-olie dan in gewigt moeten toenemen.
De proef heeft gegeven 8,7. Dat moet verminderd worden met ± 1,2 p. c. gecondenseerden waterdamp. Geeft alzoo 7,5, hetgeen van 9,3, zooals de berekening geeft, weinig verschilt. De berekening is intusschen slechts weder eene bij benadering.
Bij 80° worden myristinezuur en laurinezuur vervlug-tigd (bl. 38). Hadden wij langer bij 80° de gedroogde laag verwarmd, zoo zou het verlies veel grooter zijn geweest.
Op deze wijze wordt de zamenstelling van papaver-olie en van noten-olie, in verband met die van lijn-olie, nog nader bevestigd, zooals wij die hl. 92 en 93 hebben aangegeven, althans binnen de grenzen, waarin zulk eene overeenstemming hier kan blijken. Noten-olie neemt minder zuurstof op; zij heeft ook minder linoleïne. Bij papaver-olie is de hoeveelheid opgenomen zuurstof niet wezenlijk van die van lijn-olie onderscheiden. Maar gedroogde noten-olie en gedroogde papaver-olie verliezen, bij 80° verwarmd, zeer veel meer dan gedroogde lijn-olie. Dan moeten er ook meer bij die temp. vlugtige stoffen aanwezig zijn, en dus moet in dezelfde mate oorspronkelijk daarin minder linoleïne zijn aanwezig geweest.
Onderzoek van cloez.
In het Bulletin de la Soeiété Chimique de Paris, Janv. 1865, p. 41, mij geworden toen een deel dezer verhandeling reeds was afgedrukt, komen voor: „Expériences relatives a 1’action de 1’air sur les huiles grasses d’origine végétale.”
Een kort woord over die proeven neem ik te dezer plaatse op.
CLOEZ erkent slechts een „voorloopig” aangenomen verschil tusschen droogende en niet droogende olieën. Alle olieën nemen zuurstof op, en het al of niet droog worden bij die opslorping noemt hij eene hoedanigheid „sans rela- „tion connue avec la composition des substances qu’il sert „a classer.”
Maar het al of niet bij de droogende olieën worden van een oxydatie-product, dat eigenaardig is, en buiten de rij der vetten is getreden, schijnt te hebben „une relation avec la composition des substances qu’il sert a classer.”
Het is zoo, alle olieën nemen zuurstof op; maar honderd organische stoffen doen het evenzoo. Het zuurstof opnemen is geene eigenschap, die eenigerlei stoffe tot haren aard terugvoert.
CLOEZ heeft niet minder dan vijftig vette olieën aan het onderzoek onderworpen in de gewone temperatuur, droogende en niet droogende; ook bij hoogere temperaturen, bij 100° en 150°. Hij heeft meer dan 200 olieën onderzocht, afkomstig van 135 zaden.
Wanneer wij deze aankondiging ontdoen van het ge- zwollene, houden wij over, dat hij — niet in dunne lagen, zooals het behoorde, daar het om de inwerking der lucht te doen was, maar — in „capsules en verre,” waarvan de wijdte zelfs niet is aangegeven, den 25 Februarij 1863 10 gram van elke olie gedaan heeft, en deze om de 3 maanden heeft gewogen, en bij alle 50 olieën door hem gebruikt, droogende en niet droogende, eene aanwinst in gewigt heeft bekomen van 2,5 tot '8,5 p. c. van het gewigt der olie.
Op deze wijze, niet met dunne lagen, maar met dikke experimenterende, zag CLOEZ „que 1’augmentation n’a pas „continué jusqu’a la fin de 1’expérience; il y a eu, au „contraire, diminution a partir d’une certaine époque, „de telle sorte que si on représentait graphiquement le
„phènomène, ou aurait une courbe avec un point de „retroussement.”
Die „courbe” zou niet verschenen zijn, zoo hij dunne lagen had gebruikt, dunne lagen, die hier alleen dienen kunnen.
Eene zaak, die ons in de proeven van CLOEZ belang doet stellen, hoe gebrekkig zij overigens genomen zijn, is deze, dat al de 50 olieën, door hem aan zijne proeven onderworpen , in gewigt hebben toegenomen. B. v. olijf-olie heeft in 18 maanden 3,7 p. c , en zoete amandel-olie 4,6 aan gewigt toegenomen; koolzaad-olie 5,6 en 5,2 p. c.; ricinusolie 2,7 p. c.; maar van lijn-olie bekwam hij slechts 7,0 p. c., van hennep-olie 7,7 p. c., van noten-olie 7,5 p. c. aanwinst in gewigt, van papaver-olie 7,0 p. c.
De niet droogende olieën waren of schijnbaar daarbij onveranderd gebleven, of waren wat dikker geworden; de droogende waren daarbij rimpelig geworden. Waar die rim- peligheid is ontstaan, is de laag altoos te dik geweest, en is het onder de oppervlakte gelegene te zeer onttrokken geweest aan de inwerking van de zuurstof der lucht. De buitenste laag vormt een bijna ondoordringbaar vernis voor het onderliggende, en de uitkomst kan niet dan gebrekkig zijn.
Opmerkelijk is het, dat CLOEZ niet bedacht heeft, dat op deze wijze al zijne moeite tot geene uitkomst kon leiden.
Hij zal dan ook geheel andere uitkomsten bekomen, zoo hij dunne lagen neemt.
Al die 50 olieën heeft hij ontleed vóór zij aan de lucht blootgesteld waren, en nadat zij 18 maanden voor een deel geoxydeerd waren.
Ik wil hier overnemen een paar voorbeelden van droogende olieën.
10 gram lijn-olie, 18 maanden aan de lucht blootgesteld in eene „capsule,” waren geworden 10,703.
7 p. c. is veel te weinig, blijkbaar uit de vele proeven, die ik hierachter doe volgen.
CLOEZ vindt voorts voor:
De olie, die geoxydeerd is:
De versche olie. 100 deelen. 107,08 deelen. Verschil.
C 77,6 67,5 72,3 — 5,3
H 11,3 9,9 10,6 — 0,7
0 11,1 22,6 24,1 + 13,0.
Voor papaver-olie vindt hij het volgende : 100 d.
nemen aan de lucht 7,0 d. in gewigt toe,
De olie die geoxydeerd is:
De vereelte olie. 100 deelen. 107,05 deelen. Verschil.
C 77,5 66,7 71,4 - 6,1
H 11,4 9,9 10,6 - 7,6
O 11,1 23,4 25,0 + 13,9.
Ik blijf niet daarbij staan, dat papaver-olie niet C77,5 bevatten kan, omdat er myristine en laurine in voorkomen; dat C 77,6 in lijn-olie niet aanwezig zijn. Ook niet daarbij, dat papaver-olie en lijn-olie evenveel aan gewigt toenemen, en dat er van het wezenlijk verschil dezer twee droogende olieën niets is gezegd, maar een brut, een empirisch resultaat is gegeven. Nemen wij echter dat resultaat in overweging, dan vinden wij, dat er C en H uit de olie verdwijnen en O opgenomen wordt, CLOEZ vindt weinig koolzuur daarbij gevormd, en ook weinig water; hij meent, dat er acroleïne vrijkomt: „un composé carboné „volatil dont 1’odeur irritante se rapproche beaucoup de „celle de Tacroléine (?): c’est une matière qui colore en „brun les feuilles de papier non collé servant a recouvrir „les huiles exposées a 1’air.
„Certaines ouvrages, imprimés anciennement, sont colo- „rés de la méme fapon, et il n’est pas douteux pour moi „que cette coloration soit le resultat de 1’oxydation lente „de 1’huile entrant dans 1’encre d’impression et de la for- „mation du produit a odeur suffocante, dont j’ai pu recon- „naitre 1’existence dans 1’air pendant une dizaine de jours „en presence d’une huile siccative.”
Getrouw aan een beginsel, dat ons Nederlanders van onze jeugd af aan wordt bijgebragt, om niet maar zoo los weg daarheen te schrijven, en zeker, bij het behandelen van zaken, de geschiedenis niet te vergeten, heb ik van de proeven van CLOEZ ook melding gemaakt. Maar ik zie niet in, waarvoor hij ze genomen heeft.
Hij ontleedt de olie, die nog niet geheel geoxydeerd is, en ontleedt die in massa, alles zamen gemengd, wat was en niet veranderd is door de oxydatie, en wat was en wel daarbij veranderd is: bij lijn-olie b. v. een mengsel van linoxyne, palmitinezuur, myristinezuur en veranderd elaïnezuur en onveranderde lijn-olie.
Eene zaak echter blijf ik in de proeven van CLOEZ, hoe gebrekkig zij ook zijn, op prijs stellen, dat hij op bree- der schaal geleerd heeft, dat de niet droogende olieën ook aan gewigt toenemen bij hare blootstelling aan de lucht, en dat sommige daarbij geheel vloeibaar blijven.
Onder de 50 olieën van CLOEZ zijn er nu, die vast worden, andere, die vloeibaar blijven, andere, die meer of min consistent worden. Het blijft dan ter nadere onderzoeking over, of in die derde rubriek niet een mengsel voorkomt van droogende olie met niet droogende olie; voorts wat er in de niet droogende door het opslorpen van zuurstof is voorgevallen (bl. 28).
Is daarmede nu niet vervallen mijne ervaring van eene soort van olijf-olie, die in gewigt aannam aan de lucht, maar ook weder evenveel verloor (bl. 111)?
Aan die proef hecht ik geene beslissende waarde, omdat de olie niet versch was. Maar zij is genomen met eene zeer dunne laag olie. Ue proeven van CLOEZ zijn niet genomen met dunne lagen.
Of niet droogende olieën dus werkelijk aan de lucht in gewigt toenemen, zoo die lucht er vrij op werken kan, dat is op dunne lagen olie, moet aan nader onderzoek worden overgelaten, alsmede hetgeen daarbij gevormd wordt.
Mijne proef met olijf-olie, bl. 111 vermeld, is overigens bij 80° genomen, en in de gewone temperatuur zou een toenemen in gewigt met mijne ervaring alzoo niet in strijd behoeven te zijn.
Maar bij niet droogende olieën, die rans worden, dat is vlugtige vetzuren geven, moet de eind-uitkomst zijn: afnemen in gewigt. CLOEZ zegt dat ook; zijne dikke lagen hebben hem echter in 18 maanden niet veroorloofd, het einde van dat afnemen te zien.