INVLOED VAN HET LICHT OP DE OXYDATIE VAN LIJN-OLIE IN DE LUCHT.
Het directe zonlicht is een opwekker van scheikundige werkzaamheid van krachtigen aard in honderde zelfstandigheden. Droogende olieën behooren daartoe.
Om de werking des lichts op lijn-olie te leeren kennen, heb ik van versch bereide, ongekookte en onvermengde gebruik gemaakt, en zooveel mogelijk omstandigheden gekozen, waarbij de inwerking van het licht tegenover die der schaduw kon blijken; het enkel duister heb ik niet aangewend i)-
Op blikken bakken van 220 □ centim. oppervlakte, werd versch bereide lijn-olie gedaan en de bakken naast elkander op eene plaats gesteld, waar dagelijks eenige uren de zon scheen, zoo er zonneschijn was, waarvan geene bijzondere aanteekening is gehouden. De eene bak werd los gedekt met dik graauw papier, zoodat hij in het halve duister verkeerde, maar de lucht vrij kon toetreden. De temp. zooveel mogelijk aan beide hoeveelheden olie gelijk te maken, was hier eene hoofdzaak. De uitkomsten waren de volgende omtrent het wisselen in gewigt. * 1
1) In de nachten waren intusschen de stoffen hier en overal buiten den invloed des lichts.
[marg. 2]
nieuw blootgesteld, en de andere 7,802 in het halve duister geplaatst, was de eerste weder van de kleur ontdaan, de laatste was even bruin rood. Beiden hadden na die twee dagen in gewigt toegenomen:
6,860 7,802
+ 0,050 + 0,066
dat is voor 100 d. + 0,73 + 0,85.
Het licht had de roodachtige stoffe hersteld (bl. 125).
De inwerking van het directe licht behoeft hier geene nadere aanwijzing. Na 4 dagen is de hoofdwerkiüg volbragt, terwijl in het halve duister de werking in Mei bij die temp. eerst na 15 dagen begint en dan drie dagen aanhoudt.
Het afnemen in gewigt hebben wij boven bl. 140 verklaard.
Ik moet niet verzuimen op te merken, dat de olie in het halve duister hier de warmte had der directe zonnestralen, waardoor deze olie sterker geoxydeerd werd, dan bij lagere temp. het geval zou zijn.
Er blijft nog toe te lichten het gekleurd worden der aan de lucht droog geworden lagen, wanneer zij bij 80° worden verwarmd, iets, dat ik algemeen gezien heb, niet slechts bij lagen, vooraf aan het directe zonlicht blootgesteld, maar bij alle zonder onderscheid.
Het is de linoxyne, die deze verkleuring ondergaat. Zij wordt bij 100° zeer merkbaar verkleurd en ondergaat dan tevens een verlies in gewigt (bl. 121). Maar reeds bij 80° is zij niet meer geheel kleurloos (bl. 124). Kan het elaïne-zuur, dat met haar in de gedroogde olie gemengd is, mede die verkleuring der laag, bij 80° verwarmd wordende, te voorschijn roepen? Zuiver oliezuur wordt daarbij niet verkleurd (bl. 39) en ondervindt daarbij geene verandering in gewigt. Zoo is intusschen niet de ervaring van gottlieb. Naar hem t) is oliezuur, 5 uren bij 100° aan de lucht verwarmd, geel en ranzig geworden en is van C36 H34 O4 geworden 1
1) Annalen, bl. 116 hier boven aangehaald.
C34H33O5. Bij verdere oxydatie ontstaan bruine producten, die olieacbtig taai zijn.
Ik neem dit gaarne aan van bet elaïnezuur, zooals het in lagen gedroogde lijn-olie voorkomt, reeds veranderd door de lucht, en onze genoemde twee proeven bevestigen dit zelfs.
De veel donkerder kleur, die de 7,802 lijn-olie, in het halve duister geplaatst, bij 80° bekwamen, dan de 6,860, die in het licht geplaatst waren geweest, bij 80° bekwamen, is daarmede in harmonie.
En daarmede staan dan ook in verband 7,7 en 10,6, p. c., de vermeerdering in gewigt van lijn-olie in het zonlicht en in het halve duister; het zonlicht had van de elaïne een ruime hoeveelheid vlugtige producten doen ontstaan, die in het half donker ook wel gevormd waren, maar die nog niet vervlugtigd waren, maar bij 80° uitgedreven werden.
Met andere woorden: het proces van oxydatie der lino-leïne was in beide gevallen (licht en half duister) hetzelfde, maar geenszins dat der in lijn-olie ingemengde elaïne; het daaruit geworden elaïnezuur wordt in het licht veel krachtiger aangetast. Of myristinezuur en palmitinezuur ook deelen in de oxydatie in het directe zonlicht, is mij onbekend; de linoxyne deelt er niet in in korten tijd; zij blijft zuiver wit in het zonlicht en verliest niet in gewigt, maar zij wordt gekleurd bij 80° (bl. 125).