INVLOED VAN HET LICHT OP DE OXYDATIE VAN LIJN-OLIË,
DIE VROEGER VERWARMD WAS.
Uit het voorgaande is gebleken, dat licht of warmte de oxydatie der lijn-olie, papaver-olie en noten-olie in dunne lagen, dat is haar droogen, bevorderen zoolang zij daarop in werken, maar ook daarnadat is: lijn-olie, die zekeren tijd verwarmd is geweest in groote aanraking met lucht, droogt na die verwarming sterker en sneller, en doet dat ook gedurende de verwarming.
Ik heb nu beide bronnen van werking ingeroepen, om te zien, of zoodoende een ander maximum van oxydatie kon worden bekomen.
Versch geperste lijn-olie werd op blikken bakken van 220 □ centim. oppervlakte gebragt. Van die olie werd een deel verhit gedurende f uurs onder de kookhitte, en toen op soortgelijke bakken gedaan. Voorts werd een deel der laatste olie i- uur gekookt, waarbij zij dik vloeibaar werd. Ook hiervan werd toen eene zekere hoeveelheid op soortgelijke blikken bakken, van 220 □ centim. oppervlakte, van alle drie, dubbelen genomen (van de laatsten ging er een verloren onder de proef) en naast elkander gesteld, drie in het directe zonlicht, de drie andere los gedekt met graauw papier, als bl. 161 is vermeld. De ongekookte, de l uurs verwarmde en de nog {- uur gekookte olieën hadden dus twee aan twee dezelfde uitwendige omstandigheden gedurende de proef, behalve het verschil in licht.
De aanwinst in gewigt was de volgende: Ik had de proeven met de ongekookte lijn-olie kunnen weglaten, omdat daarvan reeds bl. 161 gehandeld is. Maar de kleinere hoeveelheden olie, die in de volgende proeven zijn aangewend, geven nog een naderen blik in dezelfde inwerking.
[marg. 5]
Ongekookte lyn-olie
26 April In het zonlicht.
0,589 In half duister. 0,668
27 99 0,011 0,008
28 99 0,070 i) 0,021
29 99 0,010 0,020
30 99 niets 0,025
2 Mei niets 0,037 2)
3 99 niets 0,002
4 99 niets 0,001
9 99 0,018 — 0,005 —
14 99 0,020 — 0,015 —
20 99 0,008 — 0,011 —
28 99 0,002 — 0,005 +
4 Junij 0,012 -f 0,003 4-
11 99 0,012 — 0,016 —
18 99 0,005 — niets
26 Julij 0,002 — 0,003 —
19 Augustus 0,004 — 0,005 -3).
Niet tegenstaande het gedekt zijn van de tweede hoeveelheid met graauw papier, is er toch weder eenige invloed in 0,668 merkbaar van de omgeving. Het was de hoogere temp., door de directe zonnestralen voortgebragt; de hoeveelheid 0,668 op eene oppervlakte van 220 □ centim. is ook gering, de laag dun en de oxydatie alzoo zoo veel sneller.
Voor ongekookte lijn-olie hebben wij dus:
0,589 in het zonlicht. 0,668 in half duister.
4- 0,103 + 0,122
— 0,071 — 0,055
~+M32~ + 0,067
Bij 80° — 0,008 — 0,016
Bij 80° -+- <3,024 + 0,051
Dus in de lucht, -f- 5,4 p. c. 4- 10,0 p. c.
Bij 80° -f 4,1 p. c. -|-7,6 p. c.
1) Wit en vast. — 2) Wit geworden. — 3) Zeer geel geworden.
Deze uitkomst is weder merkwaardig. Zij leert ons, dat werkelijk het chemisch proces in het directe licht en in het halve duister ook hier een ander is, niet slechts in den gang der intensiteit van werking, maar ook in haren aard. De dunne laag olie 0,589 op 220 □ centim. oppervlakte in de zon van 26 April tot 19 Augustus, alzoo bijna 4 maanden, is dadelijk actief geworden (27 April), was den volgenden dag reeds in volle werking, en had na den derden dag (29 April) niets meer aangenomen, behalve 4 Junij. De werking was volbragt, er bleven nog slechts stoffen in, die konden vervlugtigd worden. Maar het directe zonlicht destrueerde het overblijvende, zoodanig, dat 19 Augustus na verwarmen bij 80°, op 0,024 na, het oorspronkelijke gewigt van 0,589 werd bekomen. Een verliezen in gewigt zal blijven aanhouden; het licht destrueert alle organische stoffen.
De uitkomst dezer proef in het zonlicht verschilt aanzienlijk van die, welke bl. 161—162 is vermeld. Het eenige, waaraan dat verschil kan toegeschreven worden, is de dunne laag in de eene, de veel dikkere in de andere (0,589 olie en 6,860 op dezelfde oppervlakte). In beide proeven ontbrak, dat wij er de zon niet den geheelen tijd door op konden doen schijnen, zoodat de werking zamengesteld is, deels als in het halve duister of in duisternis, deels als in het directe zonlicht.
De twee andere, gedekt naast die geplaatst, welke aan het zonlicht blootgesteld waren (0,668 en 7,802 bl. 162) hebben bijna dezelfde uitkomst gegeven: 10,0 en 10,6 p. c.
De dikte der lagen hindert dus binnen zekere grenzen niet aan het resultaat, zoo het directe zonlicht niet kan toetreden.
De volgende proeven zijn genomen te gelijk met de bovenvermelde, naast de laatstgenoemde.
26 April f uurs verwarmde lijn-olie:
[marg. 6]
Ook hier is in 1,539 zekere invloed merkbaar van de
directe zonnestralen; de oxydatie in het halve duister had hier, als bl. 162, weder iets sneller plaats, dan in de vele later volgende proeven met ongekookte olie. De zonnewarmte is er de oorzaak van.
Tot 19 Augustus de rekening opmakende voor deze 4 uurs verwarmde lijn-olie, hebben wij:
[marg. 7]
In 48 uren in de lucht weder aangenomen 0,029.
Dat toenemen van 0,029 op 2,156, of 1,3 p. Q., is weder gecondenseerde waterdamp. De 9,9 worden dus in waarheid 8,6 p. c. accres bij de gewone temp.
Zoo dan ook in de voorlaatste proef, waarin 1,064 na droogen bij 80° in 48 uren weder toenamen 0,019 of 1,8 p. c., worden 10,5 verminderd tot 8,7.
Zij behooren tot ? uurs verwarmde en tot gekookte olie, en kunnen dus niet klimmen tot het hoogste quantum, namelijk 11 p. c. (zie bl. 149).
Uit de laatst vermelde proeven leeren wij:
1°. Dat gekookte lijn-olie, aan het directe zonlicht blootgesteld, meer aan wint in gewigt, dan de twee andere soorten;
bij het koken heeft zij vooraf verlies in gewigt geleden.
2°. Op haar volgt de f uurs onder de kooktemp. verwarmde; ook daarbij is reeds verlies geleden.
3°. Het verwarmen gedurende | uurs van lijn-olie heeft in het halve duister geen invloed op het toenemen in gewigt der olie aan de lucht.
In al deze proeven is slechts sprake geweest van gewigts- verandering der droogende lijn-olie, die vrij was van elk toevoegsel. Het geoxydeerde product, dat als vast ligchaam terugblijft, is daarbij steeds de lederachtige linoxyne; linoxy- zuur wordt er niet bij gevormd.