ONDERZOEKINGEN.
ONTLEDING VAN HET RHENSER-WATER.
DOOR G. J. MULDER.
Er is mij voorleden jaar van eene geachte hand eene uit- noodiging geworden, om eene ontleding te doen van een mineraalwater, bij de Königsstuhle bij Coblenz ontspringende , waarvan een berigt dus aanvangt:
»Die in früheren Zeiten vielfach besuchte, aber seit dem Ende des vorigen Jahrhunderts überschwemmte und erst vor einigen Jahren wieder aufgefundene Rhenser Mineralquelle liegt, ungefahr eine und eine halbe Stunde von Coblenz entfernt, zwischen Ca- pellen und Rhens in der unmittelbaren Nahe des Königssluhles an einem der schönsten und zugleich lieblichsten Punkte des Rheines seitwarts von Stolzenfels, der Marxburg und Lahneck gegenüber. Die Quelle war ursprünglich auf dem Uier gelegen und im vorigen Jahrhundert als heilkraftig bekannl; von ihr heisst seit Men- schengedenken noch jetzt der benachbarle Flurdistrikt »im Heil- born.” Im Jahre 1784 riss das Hochwasser einen grossen Theil des Ufers los; von da an war die Quelle, deren heilkraftige Wir- kung seit dieser Zeit nur mehr traditionnel im Munde der Rhenser Bevölkerung lebte, von dem Rheine überschwemmt, welcher dieselbe durch seine allmalige Erweiterung immer mehr in das Strombett hinausrückte. Erst bei dem niedrigen Wasserstande im Jahre 1858, welcher 3 Fuss am Coblenzer Pegel zeigte, gelang es einem alten Manne aus Rhens, welcher selbst noch als Kind »aus dem Heilborn” geschöpft halte, die bis dahin völlig ver- schwundene Quelle wieder aufzufinden und zwar im Strombette des Rheines, mehr als 300 Fuss weit vom Ufer entfernt. Die Quelle wurde sofort auf Veranlassung des Staates aufs Neue ge- fasst und, nachdem sie von diesem an den Baumeister GEORG SCHWARZ in Coblenz übergegangen war, durch verschiedene Nacharbeiten gegen das Eindringen des Rheinwassers auf das Vollstandigste ge- schützt und in ihrer jetzigen Fassung bergeste!!!.”
»Die Quelle ontspringt mit dumpfem Getöse armdick in einem aus Grauwacken und Thonschiefer bestehenden, durch das Rhein- strombett streichenden Felsenriffe, bei mittlerem Wasserstande ungefahr 15 Fuss tief unter dem Spiegel des Rheines. Ihre Tem- peratur ist constant 8,4° Reaumur, welches die miltlere Boden- temperatur hiesiger Gegend isl.,? —
Van dit water heb ik het volgende gevonden:
Bij 15° C. is het s. g.
1,0031.-
Het is volkomen helder en kleurloos, geeft bij het openen der Oesschen bij 15° C eene menigte bellen koolzuur, vooral ook bij het uitschenken, zoodat het met koolzuur bij die temp. oververzadigd is.
Lakmoes-vocht wordt er wijnrood door gekleurd en na koken weder blaauw. Er zijn dus, behalve vrij koolzuur, ook alkalische bicarbonaten in, die door verwarming ontleed worden.
Door koken ontwijkt zeer veel koolzuur en wordt het water troebel. Dus zijn er ook carbonaten van alcalische aarden in aanwezig.
De smaak van het water is frisch en aangenaam; reuk heeft het voor geen spoor.
1) Jahresb., 1849, S. 608. Ter aangehaalde plaatse wordt reeds in 1849 opgemerkt: „Dieses Verfahren hat den von FORCHHAMMER selbst anerkannten Fehler , „daas die vorbandene organische Materie, je nach ihrer Natur, verschiedene Mengen
Naar de opgave van FORCHHAMMEU l) met chamaeleon beproefd , wordt een weinig hiervan ontkleurd. Deze proef met water herhaald , hetwelk lang aan dè lucht gekookt was, wordt chamae- leon alsnog een weinig verkleurd.
Er is koolzuur ijzeroxydule in het water, daarom werd de tweede proef genomen. Er zijn alzoo sporen van organische stoffen in het water, hetgeen bevestigd wordt, door het water te verdampen en het overblijvende sterk te droogen , waardoor dit eenigermate gekleurd wordt.
Ik heb het water echter niet aan de bron onderzocht en alleen kunnen beschikken over het mij in flesschen toegezonden water. In hoeverre de kurk aan die organische stoffen deel heeft, moet jk alzoo onbeslist laten.
De methode, om die organische stoffen door branden der zout* massa te bepalen, is geheel verwerpelijk, sedert wij weten, dat vele zouten bij dat branden voor een deel vervlugligd worden, andere worden ontleed: chlor-kalium en chlor-natrium worden voor een deel vervlugtigd; koolzure magnesia wordt ontleed en koolzure kalk, gebrand in presentie van organische stoffen, geeft caustieken kalk.
Te oordeelen naar de geringe hoeveelheid chamaeleon, die door het lang aan de lucht gekookte water slechts verkleurd wordt, is de hoeveelheid organische stoffen in het Rhenser-water gering; waarmede overeenkomt de weinig donkere kleur, die de sterk gedroogde zoutmassa van het verdampte Rhenser-water aanneemt.
Er is in het water eene geringe hoeveelheid koolzuur ijzeroxydule en, zooals het mij geworden is, geeu ijzeroxyde. Rhodan- kalium geeft er geene verkleuring in, dan nadat het ijzer is ge- deutoxydeerd. — Dat spoor ijzer vindt men in het nederslag, door koken van het water verkregen; nu als deutoxyde.
Het Rhenser-water met zoutzuur zuur gemaakt, geeft met chlor- baryum een overvloedig nederslag van sulphas barytae.
0des Oxydatiousmittels erfordert.” Naar FORCHHAMMER zalven is chamaeleon dus geen middel ter bepaling; het is een ruw reactief, op alles zamen, wat zuurstof opnemen kan.
Dus zijn er sulphaten in voorhanden. Hetzelfde heeft plaats in hetgeen na verdamping van het Rhenser-water lot droogwordens, door koud water uit het restant wordt opgelost. Dus zijn er sulphaten van oplosbaren aard in voorhanden.
Nitras argenti geeft in het door salpeterzuur zuur gemaakte water een overvloedig nederslag van chlorzilver.
Het Rhenser-water met baryt verwarmd, gefiltreerd, koolzure ammonia toegevoegd, verwarmd en gefiltreerd en tot droog verdampt en in water opgelost en gefiltreerd en met zoutzuur bedeeld en verdampt en zacht verhit en voorts platina chloride en alcohol op de bekende wijze toegevoegd , blijkt er, nevens zeer veel natrium , ook kalium tegenwoordig te zijn. Het dubbelzout van chlor-platinum en chlor-kalium is soms een weinig roodachtig , zooals chlor-lithium dat geeft !).
Het Rhenser-water, tol droogwordens met zoutzuur verdampt en met verdund zoutzuur behandeld, laat sporen van kiezelzuur achter.
Het in zoutzuur oplosbare werd met ammoniak verzadigd en toen met zwavel-ammonium nedergeslagen en het nederslag op een filtrum verzameld. Het was donkergroen van kleur (zwavelijzer) en zeer gelatineus. De inhoud van het filtrum werd met verdund azijnzuur behandeld, waarbij het zwavelijzer onopgelost bleef. —
Werd nu ammonia gevoegd bij het azijnzure vocht, zoo werden er vlokjes bekomen van aluinaarde. Deze methode is , zoo men kleine hoeveelheden ijzer en aluinaarde heeft, een bruikbaar schei- dings-middel; zijn de hoeveelheden grooter, zoo oxydeert zich een deel van het ijzer-sulphur onder de bewerking, en de methode faalt.
De vlokjes nedergeslagen aluinaarde waren voldoende, om, zoo men grootere hoeveelheden water verwerkt, te mogen verwachten , dat de aluinaarde op de bekende wijze in hoeveelheid goed bepaald zal kunnen worden.
Het Rhenser-water, met chlor-ammonium gemengd en met ammonia en oxalas ammoniae bedeeld, geeft een ruim nederslag van zuringzuren kalk. 1
1) H. Kost, Chimie aualytique, quautitative, j>. 20.
Hel afgefilireerde vocht geeft met ammonia en phosphas sodae eene ruime hoeveelheid phosphas ammoniae et magnesiae
Wordt Rhenser-water met een weinig zoutzuur verdampt, en het overblijvende met potasch overgoten, zoo ziet men met behulp van eene staaf met zoutzuur geringe sporen van dampen van sal ammoniak.
Dus zijn er gevonden: vrij koolzuur, soda, potasch, kalk, magnesia , zwavelzuur, chlor , ijzeroxydule , kiezelzuur , aluinaarde , organische stoffen, ammonia, vermoedelijk lithia.
Ten aanzien der negatieve reacties, die nu volgen, moet ik niet verzuimen te vermelden, dat ik die niet op zeer groote hoeveelheden water beproefd heb; ik kan voor de absentie van de volgende stoffen alzoo niet instaan, of liever, daar het meer en meer blijkt, dat men bijna alles in alles vindt, zoo men slechts veel materiaal heeft, zoo is het waarschijnlijk, dat hetgeen ik niet gevonden heb, bij het onderzoek van groote hoeveelheden van het Rhenser—water, voor een deel gevonden worden zal. — Tot dit zoeken in grootere hoeveelheid heb ik mij bereid verklaard, maar de eigenaar der bron achtte het niet noodzakelijk, en mijn voorraad water was verbruikt.
Hydrogenium sulphuratum, waarmede het water oververzadigd werd en in eene gesloten flesch werd bewaard, gaf geen spoor van verkleuring. Dus zijn er geene zware metalen in, die alzoo praecipiteerbaar zijn.
Eene hoeveelheid Rhenser-water werd met zoutzuur bedeeld en met hydrogenium sulphuratum oververzadigd in eene flesch bewaard. Er ontstond geen spoor van geel bezinksel. Alzoo is geen arsenicum gevonden.
200 CC water werden verdampt en door zwavelzuur op fluor onderzocht. Geen spoor fluor-waterstofzuur kwam hierbij te voorschijn.
500 CC water verdampt en met zwavelzuur en ondersalpeter- zuur gemengd, gaven noch met amylum, noch met chloroform leekenen van .iodium ; op de laatste wijze ook niet van bromium.
500 CC. water verdampt en het overblijvende in zoutzuur opgelost, werd er door molybdaenas ammoniae geen phosphorzuur gevonden.
Eene zekere hoeveelheid water verdampt en met sulphas narco- tini beproefd, werd er geen salpeterzuur gevonden.
Acidum boricum is in de vlam van methyl alcohol niet gezien, toen eene hoeveelheid water verdampt, en bij het overblijvende zoutzuur gedaan en het geheel gedroogd en met methyl alcohol overgoten werd.
Acetas plumbi en potasch geven in het water niet de minste verkleuring; dus is er geen spoor HS in.
Na opgegeven te hebben, wat ik in kleine hoeveelheden water niet gevonden heb, heb ik nog te vermelden, wat Dr. DIBBITS, voorleden jaar mijn geachte Assistent, bij speet raai-analyse heeft gezien. Ik geef hier zijne woorden weder.
»Het water was helder; het werd niet gefiltreerd. De verft damping geschiedde in eene platina schaal. De gebruikte reagen- »tiën waren te voren onderzocht en gebleken vrij te zijn van w Li, Ba, Sr.
»A. 22,8 gram mineraal-water werden, zeer zacht kokende, »verdampt tot droog. Hel residu vertoonde in den spectraal-toestel ode strepen:
[marg 5.0.1, 5.0.2]
»Naa, zeer sterk en zeer lang; o Li a, sterk en lang ;
»van Kau, was niets te zien.
o Na bevochtiging met zoutzuur:
o volledig en intens Ca-spectrum.
»B. Ongeveer 200 gram mineraal-water werden, onder toevoe- oging van zooveel zoutzuur als noodig was, om het vocht helder te o houden, tot een klein volumen ingedampl; daarop werden ammo- »niak en carbonas ammoniae toegevoegd, en het praecipitaat den o volgenden dag afgetiltreerd, eenige malen met ammoniak houdend o water doorgespoeld en gedroogd. Het praecipitaat werd nu beft handeld naar de methode van ENGBLBACII ter opsporing van kleine »hoeveelheden koolzure strontiaan en koolzure baryt, onder veel »koolzuren kalk (0,10 gram van de verkregen gedroogde carbuna-ten werden 50 sekonden in een gedekten platina kroes gegloeid, »met 6 of 6 c. c. m. water uitgekookt, snel gefiltreerd en het fil- »traat met een weinig zoutzuur verdampt). Hierin zagen wij: »JNaa, vrij sterk maar kort;
»Lia, sterk en lang;
*Ca-spectrum, zeer intens en lang;
»Sr-spectrum, kort maar volledig.
»Van Ba was niets te zien. Ook zagen wij geen onbekende strepen.
*> Dit mineraal-water bevat alzoo:
»veel soda en veel kalk;
»voor een mineraal-water zeer veel lithia;
»geen waarneembare sporen van potasch;
» sporen van strontiaan; ngeen baryt.”
Dat de Heer DIBBITS geene potasch gezien heeft, ligt aan hel verbergen dier reactie door de groote hoeveelheid der andere stoffen.
Van de methode ter opsporing der hoeveelheden van het gevondene valt naauwelijks iets te zeggen, daar zij de gewone was.
Een paar opmerkingen.
De verdamping is steeds in platina schalen geschied, iets wat bij wateren, die na verwarming alcalisch reageren, geheel onmisbaar is. In glas, vooral in de gewone bekerglazen verdampende, lost men niet slechts kiezelzuur, maar ook alcali genoeg op, om zeer weegbare fouten te maken. Ik zal dit hieronder doen zien, daar van het Rhenser-water ter vergelijking ook een paar bepalingen in glas zijn gedaan.
Het droogen van de gezamelijke zoutmassa, na verdamping overgebleven, is bij 120° geschied. Hooger is het bij een zoutmeng- scl als dit,onnoodig; maar de vraag is, of men in een zoulmengsel als dit, waarin als hoofdbestanddeelen koolzure soda, k. kalk, k. magnesia, keukenzout en zwavelzure soda en zw. potasch gevonden zijn, die zouten als zoodanig mag aannemen.
Over Ca0,C02 — NaCl en KaO,SOs behoeft niet gehandeld te worden, want die zijn watervrij. — NaO,C02 is bij 73° geheel watervrij l), dus zeker bij 120°. — Na0,S03 is reeds in drooge lucht watervrij te bekomen 2) en is het dus zeker bij 120°.
Maar de vraag is, wat er van MgO,CO 2 is. Zoo men zulk een zoutmengsel, door verdamping van bicarbonaten en van koolzuurhoudend water verkregen, bij 120° droogt, is er dan werkelijk MgO,CO 2 in voorhanden?
H. ROSE 3) zegt: »le bicarbonate de magnésie est ordinairement »lransformé en un compose' de la formule 4 (MgO,CO 2) -f- MgO,HO”, dat is dus magnesia al ba.
Dit is niet juist. Er werden afgewogen 0,200 gebrande magnesia en 0,600 gebrande carbonas sodae. Deze werden in water verdeeld en een stroom koolzuur doorgevoerd, zoodat alles eene oplossing van bicarbonaten geworden was. Daarna werd de oplossing verdampt en het overblijvende gedroogd bij 120°. Zoo de magnesia hierbij geheel in MgO,CO 2 zou veranderd zijn, moest men bekomen 0,220 aanwinst in gewigt.
[Marg. 5.0.3]
Er werd verkregen:
Proef. Berekend.
MgO 0,200 0,200
NaO,CO, 0,600 0,600
toegetreden C02 0,221 0,220
T02Ï T^20
Derhalve is er geene magnesia alba, maar MgO,C02 gevormd.
Er werden afgewogen de volgende hoeveelheden MgO 0,162 —
NaO,C02 0,450, elk voor zich vooraf gebrand. Daarbij werd
gevoegd 0,571 carbonas ammoniae en water en verdampt en ge-
droogd bij 120°.
Proef. Berekend.
MgO 0,162 0,162
NaO.CO, 0,460 0,450
toegetreden C02 0,176 0,178
0,788 Ö779Ö
Ook hier is dus gevormd MgO,C02.
1) Scheik. Verh.. Deel 3, p. 181, Sch. geb. water.
2) 1. 1., p. 125.
3) Chimie quant., p. 1127.
Derhalve moeien wij in een water als het onderhavige in de gedroogde zoulmassa MgO,C02, en niet magnesia alba in rekening brengen, en is het zoutmengsel bij 120° droog. *
Opmerkelijk is het, hoe het zoutmengsel van het Rhenser-water snel vocht uit de lucht opneemt, zoodanig, dat het onmogelijk kan gewogen worden, zoo het vat niet goed gedekt is. Uit de za- menstelling der gezamelijke zoutmassa is dat groot hygroscopisch vermogen niet af te leiden; het is alsof in de gedroogde zoutmassa de bestanddeelen der zouten anders gerangschikt zijn. Maar wie zal zeggen hoe?
In de onzekerheid, hoe de bestanddeelen der zouten in het water gegroepeerd zijn, volg ik thans de gebruikelijke methode, die groepering voor te stellen, zonder er mij thans over uit te laten, of zij juist is. — In niets zijn wij onkundiger dan hierin *).
Het chlor-zilver, de sulphas barytae, de oxalas calcis en door branden de carbonas, de pyro-phosphas magnesiae zijn op de bekende wijzen bepaald, evenzoo de chlor-alcali metalen en het chlorkalium en het kiezelzuur; het ijzeroxyde is uit het zwavel- ijzer bepaald, bl. 4 hierboven genoemd.
1) Dat MARCET een dubbelzout van KaO,S03 -f- MgO,S03 + 6 aq. in zeewater aanneerot (BERZELIUS, Jahresb., 1825, S. 129 en LUDWIG, die natürlichen Wasser, Erlangen, 1862, S. 120), was voor velen eene reden, om, zoo er KaO en SOa en Cl in een water voorkomt, niet KaCl, maar KaO,S03 te berekenen, en dat is nu gewoonte geworden. Maar MARCET heeft dat dubbelzout wel bekomen uit het zeewater, maar daarom nog niet bewezen, dat bet er in is. Zie Bijdragen tot de Geschiedenis van het sch. geb. water, bl. 189 en 227, waar blijkt, dat KaO,SO, + MgO,SO, + 6 aq. dan alleen gevormd wordt, wanneer van elk zont juist een aeq. aanwezig is, anders niet.
Het lithium heb ik getracht in hoeveelheid te bepalen, maar dit is mij niet gelukt. 500 CC. water werden met carbonas sodae tot droog verdampt, behandeld met warm water, gefiltreerd, met phosphas sodae tot droog verdampt, behandeld met koud water, gefiltreerd, het onoplosbare in verdund zoutzuur opgelost, bijgevoegd chlor-calcium en ammoniak, gefiltreerd, met oxalas ammoniae gepraecipiteerd, gefiltreerd, verdampt, zacht gegloeid, [1] behandeld met absoluten alcohol. Er bleef hierbij over 0,005, maar daarin was geen spoor van lithium te vinden.
Voor kleine hoeveelheden is deze methode alzoo onbruikbaar *).
In geen geval verdraagt een zoutmengsel van chlor-natrium en chlor-kalium, waarin geringe hoeveelheden chlor-lithium zijn, verhitting. De roodachtige tint van het platina-dubbelzout, waarvan bl. 4 hier boven is gesproken, was bij het Rhenser-water wel te zien, zoo de chlor-alcali metalen niet gegloeid waren; niet meer zoo eene zachte gloeijing was vooraf gegaan.
Op de volgende wijze ben ik niet beter geslaagd in de bepaling van het lithium. De alcaliën werden door baryt en carbonas ammoniae op de bekende wijze afgezonderd en door zoutzuur in chlor-alcali metalen veranderd. —0,7901 van dit mengsel, waarin NaCl, KaCl en LiCl moesten voorkomen, gaven aan een mengsel van absoluten alcohol en ether 0,0194 af, waarin geen lithium te vinden was door de kleur eener alcohol-vlam; die 0,0194 was hoofdzakelijk NaCl. HOSE 2) laat dan ook de oplosbaarheid van KaCl, vooral van NaCl in alcohol met ether vermengd, niet onvermeld.
Ik vrees alzoo, dat zij, die de laatste methode volgen, het lithium veel te hoog aangeven in wateren.
In grootere hoeveelheden Rhenser-water, dan ik behandeld heb, is het lithium echter zeker in hoeveelheid aan te geven.
Wat eindelijk het kiezelzuur betreft: ik heb het als vrij aangegeven, hoezeer het niet vrij in het water aanwezig is. In 10,000 d. water is 0,109 Si03. — Berekent men dit als 2Si03,3Na0, zoo wordt dit 0,221, waarin 0,112 NaO = 0,191 NaO,C02, zoodat dan de hoeveelheid carbonas-sodae, nu in de uitkomsten der analyse opgenomen, 6,616, verminderd wordt met 0,191, en het verschil van de zouten, zamen geteld en zamen gewogen, vergroot wordt om 0,082 in 10,000 d. water.
[Marg. 5.0.4]
De uitkomsten der analyse waren dan de volgende: 1
1) EAMMLLSBERG, POGG. Ann., Bd. 66, S. 86.
2) Chimie analyt., p. 22.
II
1000 gram water gaven: Gemiddeld.
Bij 120° gedroogd aan zouten zaaien a 3,6670
Chlor-zilver
Sulphas barytae
Koolzuren kalk
Pyro-phosphas magnesiae
Clor-kalium en chlor-natrium (in
b
a 3,5663
3,1138 3,5667
b 3,1064 3,1096
a 1,6766
b 1,6734 1,6750
a 0,3661
b
a 0,3573
0,3100 0,3567
b 0,3057 0,3079
platina) a 2,8520
b 2,8461
Chlor-kalium in b
Chlor-natrium
Kiezelzuur
IJzeroxyde
Uit deze resultaten is nu het volgende opgemaakt,
zilver is tot keukenzout omgerekend (Ag~108. Na=23.
De koolzure kalk is direct eene uitkomst der bepaling
2,8491 ») 0,0506 *) 2,7986 0,0109 3) 0,0018 Het chlor- 01 = 35,5). Pyro-phos-
1) Deze bepalingen zijn in*platina gedaan. In glas, en wel in een bekerglas, werd bekomen voor 1000 d. water 2,8590 NaCl + KaCl, en dus 0,0099 meer dan in platina, dat is bijna 10 mgr. of T^T meer, dan in platina. = Het meerdere was bijna enkel kali, uit het glas opgelost, want het KaCl was hier in 1000 d. water 0,0578, dus 0,072 meer dan in platina gevonden was.
2) a gaf 0,0526 KaCl, later gevonden; het verschil met de andere proef is onbeduidend. Ook deze uitkomst was in platina verkregen.
3) Ook deze bepaling is in platina gedaan. In glas, en wel in een bekerglas, was de hoeveelheid kiezelzuur in 1000 d. water 0,0216, dat is het dubbele van de bepaling in platina.
De oplosbaarheid van bet glas onder bijna dezelfde omstandigheden is bijna dezelfde: eene tweede proef in glas gaf voor het kiezelzuur in 1000 d. water 0,0212.
Dit alles is niet nieuw, maar ik herinner er aan, omdat niet alle analysen van zulke wateren alsnog in platina ondernomen worden.
plias magnesiae is omgerekend tol Mg0,C02 (Ph. = 31. Mg — 12).
Van NaCl -(* KaCl is Ka (— 39) tot sul pluis potassae omgerekend,
en NaCl, gevonden bij de bepaling der chlor-alcali metalen, ver-
minderd met hetgeen het chlor geëischt had tot keukenzout. Van
het overgebleven NaCl werd zoo veel NaO,S03 opgenomen, als
de hoeveelheid zwavelzuur min die voor KaO,S03, eischte. — Het
overige NaCl is als NaO,C02 berekend.
[Marg. 5.0.5]
In 10,000 gewigtsdeelen water is dan gevonden:
Koolzure soda
Chlor-natrium
Zwavelzure soda
» potasch
Koolzure kalk
» magnesia
IJzeroxydule
Kiezelzuur
Aluinaarde
Lithium
Strontium
Organische stollen en NH3
6,616 12,677 9,717 0,591 3,567 2,330 0,016 0,109 niet in hoeveelheid bepaald.
35,623 43,450
Berekend als bicarbonaten.
10,486
12,677
9,717
0,591
5,779
4,050
0,041
0,109
Vrij koolzuur tot verzadiging
Zouten zamen bij 120° 35,667
Van hetzelfde Rhenser-water zijn twee analysen van den kun-
digen Dr. FR. MOUR van Coblenz.
De eenc komt voor in zijne Titrirmethode, 2e uitgave, p. 475.
Zij is gedaan in den winter 1857 —1858, toen de bron, die in
den stroom van den Rijn was opgenomen, tijdelijk, door een la-
gen waterstand van den Rijn, was aan het licht getreden.
Deze analyse kan dus niet geacht worden uit te drukken de
zamenstelling van het water der bron alleen; er zal ander water
in gemengd geweest zijn.
Maar onlangs heeft Dr. MOHR, nadat de bron weder van den
Rijn gescheiden was, het water op nieuw ontleed, en zijne za-
menstelling dus gevonden in 10,000 d.:
Koolzure soda 7,102
Chlor-natrium 12,657
Zwavelzure soda 9,585
Koolzuren kalk 3,400
» magnesia 2,646
IJzeroxyde 0,023
Kiezelzuur 0,160
Potasch Sporen
35,573
De overeenkomst met de analyse, boven vermeld, in de som der zouten zamen en in het keukenzout, is bijna volkomen; in het ijzeroxyde en kiezelzuur zeer weinig afwijkend; in den koolzuren kalk en in de koolzure magnesia toenaderend. Dr. MOHR heeft het kalium niet bepaald, maar ook minder zwavelzuur gevonden, dan boven is aangegeven. Vandaar eenig grooter verschil tus- schen zijne en mijne hoeveelheden sulphas sodae en carbonas sodae. — Naar MOHR geven 1000 d. water, berekend uit zijn sulphas sodae, slechts 1,5600 BaO,SOs, terwijl naar boven genoemde analyse in twee proeven gevonden is 1,6766 en 1,6734. — Ik heb alzoo eene derde en vierde zwavelzuur-bepaling gedaan, die echter het vorige resultaat gaven, namelijk gemiddeld van de derde en vierde 1,6758, terwijl het gemiddelde van de eerste en tweede is 1,6750. — Ik meen dus wel, dat de zwavelzuur- bepaling van Dr. MOHR te laag is uitgevallen.
Maar overigens bevestigt de eene analyse de andere.
Van de alhier verkregen resultaten heb ik Dr. MOHR, hem achtende als uitstekend, kennis gegeven; hij heeft echter geene reden gevonden, om zijne analyse om het verschil in het zwavelzuur te herhalen, hetwelk ook inderdaad uit het oogpunt van het praktische belang van geene beteekenis is.
Aan eene wisseling der bestanddeelen van dit bronwater, tijdens het water genomen is voor de twee medegedeelde analysen, valt niet te denken, daar de som der zouten en het keukenzout in beide zoo zeer overeenkomen.
Daar ik de bron niet bezocht heb, heb ik geene gelegenheid gehad, het vrije koolzuur van het water te bepalen ; in flesschen ge- bragt, leidt eene koolzuurbepaling van een mineraal-water tot niets.
Dr. MOHR vond van het Rhenser-water aan de bron zelve bij 760 m. m. barometer-stand en 0° C., 1,26 vol. vrij koolzuur, hetwelk de carbonaten tot bicarbonaten verheft.
De temp. der Rhenser-bron is 8°,4 R., alzoo eene betrekkelijk lage; 8°,4 R. = 10°,5 C. is de gem. temp. van den bodem, waaruit de bron ontspruit.
De bron van het Selters-water is 12°,5 R. = 15°,6 C., en dit water is dus warmer en bevat 1,0279 vol. koolzuur, naar de opgaven van MOHR.
De lagere temp. der Rhenser-bron geeft dus gelegenheid, zoo de flesschen of kruiken ook bij lage temp. en goed gevuld worden, in dat water eene ruime hoeveelheid koolzuur te behouden, in elk geval grooter, dan het Selters-water heeft.
Wanneer wij nu resumeren wat van de zamenstelling van het Rhenser-water gebleken is, dan hebben wij daarin een water, dat zoo rijk is aan koolzuur als het zijn kan; dat is, het bevat meer koolzuur, dan het bij eene gemiddelde lucht-temperatuur behouden kan.
Voorts heeft het bicarbonas sodae, calcis, magnesiae, sulphas sodae, potassae en keukenzout. Het ijzeroxydule-gehalte is gering en onder de dusgenoemde staal wateren kan het dus niet gerangschikt worden.
Het Rhenser-water behoort alzoo tot die groote klasse, waarvan de vulkanische Eifel, de Laacher See en vele andere streken van Duitschland tal van bronnen leveren, waarvan 6. KISCHOF er 33 van de omgeving der Laacher See ontleed heeft l), en waarin hij steeds koolzure soda, met keukenzout en sulphas sodae vond, en, in het overvloedige koolzuur opgelost, koolzuren kalk, koolzure magnesia en koolzuur ijzeroxydule, des te rijker aan zouten, naarmate zij dieper gelegen zijn, zoodat de bronnen, die in dalen voorkomen, meer oplosbare zouten der alcali-metalen, en de hoo-
1) Chem. und Phys. Geologie, 1, S. 357
ger gelegene vooral slechts aard-alcalizouten en ijzeroxydule, in koolzuur opgelost, bezitten *).
Van de zeer velen willen wij het Selters-water kiezen, om er het Rhenser-water mede te vergelijken. — Dit water is bijna eene eeuw geleden door BERGMANN ontleed, en later door IUGGENS, WES- TIUJMB, BEÜSLER, DOEBEREiNER en anderen. Het wisselt een weinig in za menstelling, zooals wel de meeste bron-wateren zullen doen 2), maar het is een zeer gebruikelijk water en algemeen bekend.
[Marg. 5.0.6]
Ter vergelijking neem ik dan hier op twee analysen van het Selters-water, van STRUVE en van BISCHOF.
De zamenstelling van het Selters-water is 3) in 1 pond =zr 16 oneen, in greinen zzz 7680 greinen.
la 10,000 d.
Temp. 3TRUVB.
12°,5 BISCHOF. 12°,6 sTnovn. BISCHOF.
Sulphas potassae 0,397 — 0,517 —
o sodae — 0,248 — 0,323
Chlor-kalium 0,358 — 0,466 —
» natrium 17,292 16,285 22,516 21,204
Koolzure soda 6,155 5,855 8,035 7,624
» lithia spoor — spoor —
» magnesia 1,378 1,596 1,794 2,077
» kalk 2,187 1 867 2,848 2,431
• strontiaan 0,019 spoor 0,025 —
*> baryt 0,001 — 0,001 —
» ijzeroxydule spoor 0,164 spoor 0,201
Phosphorzure soda — 0,281 — 0,366
» kalk 0,001 — 0,001 —
• aluinaarde 0,002 — 0,002 —
Fluor-calcium 0,002 — 0,002 —
Kiezelzuur 0,302 0,289 0,393 0,376
Koolzuur S. g. 28,096
28,47
1,0036 26,576
1,087 36,683 34,604
Som 28,099 26,674 36,600 34,602
1) LumviG, Die natürlichen Wasser, Erlaugen, 1862,
2) LERSCH, Hydro-Chemie, Berlin, 1864, S. 464.
3) Handw., Bd. 5, Tabel N®. 159. S. 61.
De analysen van STRUVE en BISCHOF komen onderling vrij wel overeen, en wij zien dadelijk, dat de hoeveelheid zouten zamen, in 10,000 d. Renser-water, 35,625, het midden houdt van de hoeveelheid zouten zamen van het Selters-water, door STRUVE en BISCHOF gevonden: 36,600 en 34,602.
Van koolzure soda bevat het Rhenser-water iets minder, van koolzure magnesia iets meer, van koolzuren kalk meer dan het Selters-water.
Van keukenzout veel minder, ongeveer de helft van hetgeen in het Selters-water voorkomt. Daarom smaakt het Rhenser-water ook minder zout.
Daarentegen komt er in het Rhenser-water eene veel grootere en in het Selters-water eene veel kleinere hoeveelheid sulphaten voor (STRUVE geeft sulphas potassae, BISCHOF sulphas sodae aan). — Door die grootere hoeveelheid sulphas sodae is het Rhenser-water weder wezenlijk van het Selters-water onderscheiden. Die een liter Rhenser-water drinkt, heeft een gram anhydrischen sulphas sodae genuttigd: een purgerend vermogen heeft dit water dus niet; maar die sulphas sodae zal wel bijdragen, om de werking der carbonaten van kalk en magnesia te conlrabalanceren, en zeker, om den zouten smaak van het keukenzout te wijzigen.
In het Friederichshaller bitterwater zijn, behalve veel sulphas magnesiae, chlor-magnesium enz., in 10,000 d. naar o. IIENRY 1) en naar LIEBIG 1 2):
Sulphas sodae 73,0 60,56
Keukenzout 78,0 79,56
dus ongeveer 7 a 8 maal meer sulphas sodae dan in het Rhenser- water. Dat Friederichshaller bitterwater, ook om de magnesia- zoulen een laxerend water, smaakt betrekkelijk weinig zout door de combinatie van keukenzout met sulphas sodae, en door die combinatie werken de sulphas sodae en de magnesia-zouten niet hinderlijk voor den gebruiker.
1) PELOUZE et FREMY, Chimie Générale, Tom. 1, p. 267, 1S60
2) LUDWIG, 1.1., S. 130.
Aan don gebruiker den smaak overlatende . meen ik, dat het Rhenser water door de verbinding van minder keukenzout, dan het Selters-water bevat, met meer sulphas sodae, in het uitwerksel op de ingewanden boven het Selters-water vóór heeft, en dat de grootere hoeveelheid carbonas calcis en carbonas magnesiae door dien sulphas sodae wordt opgewogen.
De overige bestanddeelen moet ik bijna voorbijgaan: alsnog is geene ervaring'bekend van het uitwerksel van zouten van lithium, strontium enz. in zulke -kleine ihoeveelheden. Maar ik mag nog wel verwijlen bij het troebel worden van het water aan de lucht.
Selters-water geeft, zooals het onder ons bekomen en gebruikt wordt, in de laatste dealen der kruik steeds een bezinksel, waarin men vooral ijzeroxyde vindt. Het Rlienser-water doet dit evenzoo, maar, zoo het mij voorkomt, minder dan Selters-water. Het ligt in den aard der wateren: hoe meer koolzuur er heeft kunnen ontwijken en hoe meer zuurstof der lucht heeft kunnen toetreden, hoe meer ijzeroxyde er praecipi teer baar wordt %
De grootere rijkdom van koolzuur en de lagere temperatuur der bron zijn hier voordeelen voor het Rhenser-twater.
Met vertrouwen kan het ten gebruike worden aanbevolen Het heeft niets, waardoor het, als verfrisschende drank, bij eenig ander koolzuur houdend water achter staan zou; integendeel, het heeft alles, waardoor het zich daartoe aanbeveelt.
Het kan mijn doel niet wezen, het Rhenser-water opite vijzelen en boven andere gebruikelijke wateren te verheffen. Zulk een doel wordt alleen ingegeven door partijdigheid.
Mijn wensch in deze is, dat het niets hooger gesteld worde, dan het verdient, en blijkt het bij het gebruik, zooals ik verwacht, dat het een nuttig en gezond en smakelijk water is, «dan vindt het zijn weg onder al de nuttige, gezonde <en smakelijke minerale wateren.
De wetenschap heeft hier haar pligt vervuld, zoo zij; uitspreekt: gij kunt het gerust drinken.
Die uitspraak doe ik gaarne over het Rhenser-water. 2