PROTEST VAN G. J. MULDER.
Door de vriendelijke hand van den Heer J. C. BERNELOT MOENS, mijn gewezen leerling, en sedert eenige jaren met uitnemend gevolg Pharmaceut in O. I., is mij toegezonden, vroeger dan het mij anders geworden zou zijn, een uittreksel uit het Geneeskundig Tijdschrift voor Ned. Indie Deel XI, p. 373, bevattende een uitvoerig en grondig >> Scheikundig onderzoek van Gras-soorten, Graanden Peulvruchten, in betrekking tot hare aanwending als Paarden- »voedsel in Indie,” van zijne hand en van die van den Heer
A. SCHARLÉE.
Deze arbeid, waarin veel tijd en kracht gelegd is, en waarvan ik hoop, dat hij zal worden gewaardeerd in verhouding tot zijne wezenlijke waarde, vangt aan met een citaat, mij betreffende, waarmede ik geen vrede hebben kan, omdat het in een licht gesteld wordt, dat ik niet als waar erken.
In hel algemeen passeert men interpretaties, die gegeven worden van eigen handelingen of openbaar gemaakte woorden, zoo die interpretaties niet juist zijn. Ars longa, vita brevis, occasio prae- ceps, judicium difficile.
Maar hier geldt het een cardinaal punt.
Ik veroordeel hier niet; ik protesteer alleen tegen de betee- kenis, door de Heeren SCHARLÉE en BERNELOT MOENS aan mijne woorden gegeven.
Ik wil de geheele phrase afschrijven, door deze Heeren aan het hoofd van hun belangrijken arbeid geplaatst.
»»De stof beheerscht den mensch,”” is het opschrift van » MOLESCHOTT’S zestienden brief in zijn1 Kreislauf des Lebens l). • En wanneer MULDËR, over de voeding in Nederland sprekende, «zegt: ««het krachtiger diëet der Engelschen — het moge deels »»oorzaak zijn, deels gevolg van eene krachtigere geestinspanning — »«staat in verband met de geestkracht dier natie 1 2),” dan is ook «daarin de meening regt duidelijk, dat de mensch door de stof «wordt beheerscht.”
«Bij MOLESCHOTT is de mensch, tot in zijne geringste bijzonder- »heden, regtstreeks afhankelijk van de stof en hare voortdurende «veranderingen; de geest- en zielswerkzaamheden zijn niet anders, »dan beweging of omzetting der hersenzelfstandigheid ; de woorden «geest en ziel hebben voor hem geen zin, zoodra ze gedacht «worden als de uitdrukking van iets onstoffelijks.”
«Bij MULDER is dat denkbeeld niet in dien ruimen zin opgevat; «doch ze zijn het beide eens, dat de levende mensch onderworpen «is aan de stof.”
«Het ontbreekt intusschen in de wetenschap ook niet aan «tegenovergestelde meeningen, waarvan wij onder anderen die van «LiEBiG willen aanhalen.” En na deze aanhaling verklaren de Heeren SCIIARLÉE en BERNELOT MOENS zich ten gunste van hetgeen MOLE- SCHOTT gezegd heeft en ik zou gezegd hebben.
Ik mag dien bijval niet aannemen.
Mijn protest is eenvoudig: in de van mij aangehaalde woorden ligt wel zekere afhankelijkheid van den mensch van zijn ligchaam, iets, dat ook wel door geen schepsel zal worden ontkend. Maar bovendien wordt er in gesproken van geestinspanning en van geestkracht, en door deze twee woorden had het beide Heeren duidelijk moeten zijn, dat ik in het geheel niet sta op het terrein van
MOLESCHOTT.
1) MOLESCHOTT, Der Kreislauf des Lebens, 1857, p. 133.
2) MULOER, De voeding in Nederland, 1847, p. 19.
Noch beheerscht door, noch onderworpen aan, maar in meerdere of mindere mate afhankelijk van: zoo is altoos mijn oordeel geweest en zal het blijven, en ik mag aan niemand het regl toekennen, om mij hierin in een ander licht te doen optreden. Integendeel, ik moet mij verwonderen, dat men al wat ik geschreven heb, waaruit in deze mijne zienswijze blijken kan, onvermeld laat, en men de aangehaalde woorden zoo ongelukkig verstaat.
Ik zou mij als materialist innig beklagen over mijn bestaan en ik heb nooit kunnen begrijpen, hoe er één materialist kan wezen.
Meer zou hier niet op zijne plaats zijn.