Van ’t door breeken zo in Goud als in Zilver en Koper, benevens de behandelinge der vylen.
De deurbreekzels werden. tweefints gemaakt , in de eene werden de verkoofen Figuren, door de gemaakte gaaten vertoont, en de ander blyft de Figuur ftaan, en de gront werd weg geveylt. Beyde zyn die heel goet, maar kunnen op alle plaatfen niet evenwel te pas werden gebrogt, maar het oordeel des Meefters moet de zelve fchikken, daarom heb ik ten dienft des leerlings hier eenige fchetsjes by gevoegt.
In een werk daar het deurbreeken maar alleen voor fieraat gefchiet, houde ik een weg gevylde grond voor beft. Maar; dan dienden de Figuren gegraveert, of gedreeven te zyn, deze manier kan ook nog wel
tot een Suykerbos Kap werden gebruykt, als ’t werk maar wel wert gebonden, op dat de holligheeden niet te groot en werden, zo als aan de nevensgaande fchets in 't Printje fol. 5. kan gezien werden.
Ik wil hier niet zintwiften, over de Vorm of Figura, maar verzoeke alleen den Leezer, hier voor de Figuur te willen verftaan, dat geene; het welk als op een grond is gelegt, of in de dezelve doorgewerkt.
Tot Peeperboffen houde ik de ingevylde Figuuren het beft, om dat de gaaten dan klynder konnen blyven , zo als de Print meede verbeelt.
Nog zieje in ’t zelve Printje, een confept convoortje, en een Fruyt, of Confituur-Bakje, die ook op beyde manieren behandelt zyn, Letter A. Wil een Pedeltal zyn, dat voor een bedekt Convoor, Lamp onder Koffy, of Trekpot, en Teljoor, of anderfints zou konnen werdfen gebruykt. Voorts geeft B. te kennen een hoekftikje, bequaam om in Schiltpat te werden gelyt, of eenige vierkanten hoek te werden doorgebrooken, C. verheelt een algemeen tweefints randtje, D. een ingeveylde vaas, E. en F. twee Peedeftaaltjes met bollen, G. aanwyfinge tot generaafe deurbreekfels, hoe dat men door de zelve kan verbeelden, Namen, Lof, Wapenen, en alles wat men wil.
Niemand gelieve te menen, dat ik alles vat ik hier van ’t deurbreeken koom te zeggen, voor volmaakt wil doen deurgaan. Neen: maar het gefchiet alleen, om den leerling te doen bevatten , hoe dat door gemaklyke te maakene gaaten, veele fraaje figuren konnen werden vertoont.
Het deurbreeken zo in ’t Goud, Zilver, Kooper, gefchiet met expreffe daar toe [ge]maakte vylen, en van deeze houde ik de gelfe [unreadable] voor de befte van fnee, mits dat die or ’t gebruyk moeten werden ontlaaten: hedendaagfe Naalde Vylen zyn zeer nut, [s]o men die heef klyn vint, wel fnyden, niet ontlaaten behoeven te Werden, ook zynder genuweefe Vyltjes, dog deeze zyn doorgaans heel zaft, en derhalven beft om een gat, zoet of fcharp te vylen, alzo die gemeenlyk platter, als de Engelfe of Naalden vallen, heel fyn en dun kan men gaaten zagen niet een Horlogiveer, het zy dat die in een loopzaag is gebannen, of in een hefje (als een Vyltje) vaft gemaakt, deeze kapt men maar met een mes op beyde kanten wat fcharp, en fhyden heel wel. Maar dewyl het dikwils gebeurt, dat men juft geen Vyltjes na vereys des werks kan bekoomen, dan is ’t goet die zelfs te konnen maaken. Neemt hier toe het alderbefte Staal, formeert daar van zodanig vatfoen van Vylen, als gy meent nodig te hebben, voorts fnyt die (met een daar toe gemaakt mes) zo fcharp zo zaft als gy die begeert, dan bind die met Yferdraat (voor ’t krom trekken) teegens malkander, voorts met Zeep rondom befmeert, wel gegloeyt en in Waater of Oly afgeleft, dan zyn die heel hart, en moeten weer ontlaaten werden, het welk gemaklyk en zeeker gefchiet; als men het agter end van de Vyl wel fchoon maakt , dan op een helder kool vier legt, zo lang, dat het fchoon gemaakt endje, heel geel wert, laatende de warmte zoetjes na de punt voort trekken dan fpoedig in Schoon waater afgeleft, dus behandelt zynde, zal een Vyl niet ligt breken, nog ook geen hoeken uytvallen , en dikwils teegens Engelfe uythouden.
zo nu het deur te brokene werk met groote gaaten moet zyn, dan giet men 't vol Lood, of daar toe geprepareerde Pek, en kapt de gaatjes met byteltjes, net en naar de tykeninge deur, dat is gaau gedaan. En fpaart veele vylen, dog tot klyne gaatjes, of werk dat geen verzetten lyden kan, is drillen of doorfteeken nootzakelyk.
Ik heb deurbreekzels op byde, (voorverhaalde) manieren gezien, en gemaakt, die heel wel ftonden, en meene by tyd van Leeven daar van meer Schetfen, nevens andere dingen uyt te geeven.